De vorige pandemie, meer dan 100 jaar geleden

Laura Spinney, Pale rider. The Spanish flu of 1918 and how it changed the world. New York, 2018.

Dit boek is geschreven ter gelegenheid van de 100 jaar die voorbij gingen sinds de Spaanse griep als pandemie huishield. Het verscheen in 2018. Van een volgende pandemie was nog geen sprake, al bespreekt ze aan het eind natuurlijk wel de kansen op een herhaling. Iedereen wist immers dat er een zou komen, de vraag was alleen wanneer. Dat weten we nu.

Ze schreef het vóór de huidige pandemie, en terwijl ik het lees zitten we er middenin. Zelden liepen een  leeservaring over een historische periode en het beleven van de actuele gebeurtenissen zo gelijk op als ze nu deden. Wellicht is het daarom een lange bespreking geworden, met soms het karakter van een samenvatting.

De titel van het boek refereert aan een van de symptomen van deze griep: verlies van het vermogen om kleuren te zien. Het virus kon leiden tot ontsteking van de oogzenuw en dan werd de wereld bleek en grijs. Een schrijfster die dit symptoom had, overleefde de griep wel, maar verloor daarbij niet alleen langdurig het vermogen kleuren te zien, maar ook haar zwarte haar (haarverlies was ook een van de mogelijke symptomen) en kreeg er na genezing wit haar voor terug. Ze schreef een boek over de griep, Pale horse, pale rider.

Er zijn niet veel overkoepelende verhalen over de geschiedenis van deze griepgolf geschreven, al is het begrip ‘Spaanse griep’ en een beeld van de dodelijkheid ervan wel breed bekend. De schrijfster verbindt dit met de wat vormeloze narratieve structuur van een pandemie, zeker in vergelijking met een oorlog. Een oorlog heeft de structuur van een duidelijk begin, een paar protagonisten, een verloop, veelal goed gedocumenteerd, en een duidelijk einde, met een overgave, een vredesverdrag, een overwinnaar en een verliezer. Dat geeft een heldere structuur voor een verhaal. Een pandemie heeft die structuur niet. Ze verklaart niet de oorlog, maar ze sluipt binnen en het kan een tijd duren voor duidelijk is dat het überhaupt om een pandemie gaat. Er is geen held, er wordt niemand verslagen, ze kent wel een hoogtepunt, maar het eindpunt wordt niet duidelijk gemarkeerd.

De samenloop van déze pandemie met de laatste periode van de eerste Wereldoorlog roept ondertussen vragen op over de aard van de samenhang tussen deze dingen. De schrijfster weet aannemelijk te maken, dat die samenloop er in ieder geval voor gezorgd heeft, dat veel ontwikkelingen uit de naoorlogse periode vooral aan de oorlog zijn toegeschreven, maar ook sterk beïnvloed zijn door de pandemie. De sociale onrust in Europa en daarbuiten, de beginnende dekolonisering, de cultuur van ‘je leeft maar één keer’, tegenover een ook breed gedeeld gevoel van malaise en pessimisme, zijn voorbeelden van ontwikkelingen die zij verbindt met de pandemie.

1918

In de tijd dat deze griep opkwam, was een infectieziekte sowieso nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak. De pest was bijvoorbeeld nog niet uitgebannen, al was men inmiddels zeer bedreven in het isoleren van  eerste gevallen en daarmee in het controleren van de uitbraken. TBC heerste alom en trof met name jonge mensen. Cholera brak op veel plaatsen regelmatig uit en was eigenlijk een voortdurende metgezel van mensenverzamelingen als legers, steden, industriële of mijnbouwprojecten etc.  De gemiddelde levensverwachting in Europa en VS was ± 50 jaar, in Perzië en India, door de griep zwaar getroffen landen, ± 30 jaar. De hoge kindersterfte droeg hier natuurlijk sterk aan bij, maar ook de gezondheidstoestand van de volwassen bevolking liet veel te wensen over. Er waren in grote delen van de wereld geen of nauwelijks medische opleidingen of kennis, ziekte was overal en er was meestal niets aan te doen. Het bestaan van bacteriën was bekend, maar van virussen niet. En, last but not least, er was een wereldoorlog gaande, of eigenlijk een Europese oorlog, waar de Europese landen ook andere delen van de wereld bij betrokken.

Het verloop van de pandemie

Er is discussie over de geografische oorsprong van dit griepvirus. Waar was patiënt 0? Het waarschijnlijkst is  Kansas, USA, in de kampen waar de rekruten die naar Europa gestuurd zouden worden verzameld werden. Daar is in ieder geval het eerste gedocumenteerde geval van een ernstige vorm van griep. Met de snelheid van de toenmalige transportmiddelen, dus in enkele weken,  had het virus Europa bereikt en veroverd. Spinney beschrijft minutieus de verspreiding, de timing en de verschillende golven. Wat hierbij opvalt is, dat bij de tweede golf echt een gemuteerd virus rondging, dat veel dodelijker nog bleek te zijn dan de eerste versie. De hier en daar optredende derde golf leek daarbij weer lichter en onschuldiger. Maar het is niet goed uit te maken, welk type van het virus waar in welk seizoen precies heerste. In ieder geval werd ze op veel plekken meerdere keren als ‘voorbij’ gezien, maar zelfs in 1920 waren er nog regio’s in de wereld waar de griep zijn laatste golven liet uitlopen.

Het dodental laat zien dat het geen gewone griepgolf was. De schatting van het aantal gestorvenen was in 1921 21 miljoen en die schatting is 70 jaar blijven staan. In 1991 kwam er op basis van gedetailleerd historisch onderzoek een nieuwe schatting: 30 miljoen slachtoffers. Maar Rusland en China telden daarin nog amper mee, bij gebrek aan toegankelijke cijfers. In 1998 is na hernieuwd onderzoek de schatting uitgekomen op 50 miljoen, met de kanttekening daarbij dat het er ook 100 miljoen geweest zouden kunnen zijn.

De oorlog die in 1918 nog woedde was volgens de schrijfster niet de oorzaak, maar wel het belangrijkste verspreidingsmechanisme over de hele wereld, naast de al uitgebreide handelsstromen over de wereld.

Het verloop van de ziekte zelf

De ziekte begon als eenvoudige griep en daar kon het bij blijven. Maar vaak volgde binnen een paar uur een bacteriologische longontsteking. moeite  met ademhalen en het duidelijk onderscheidend symptoom: mahoniekleurige konen. Vaak werd al gauw hele gezicht donker. Zolang het rood bleef was er nog kans, dacht men, zodra het blauwzwart werd, werd het kritiek. Het zwart begon bij de extremiteiten en bezette van daaruit het hele lichaam. Als je bij bewustzijn was zag je de dood naderbij kruipen. Die had maar een paar uur nodig. Soms volgde dan nog een enorme zwelling van de borstkas, zodat de gestorvene niet in de kist paste. Een dokter patholoog zag bij autopsie rode gezwollen longen, bloedend, met veel vocht eromheen. De patiënten verdronken feitelijk in hun eigen vocht.

Zwangere vrouwen kregen vaak een miskraam of vroeggeboorte, veel patiënten kregen spontane neus- en mondbloedingen, ze stonken, hun tanden vielen uit, hun haar viel uit, en een delier was heel gewoon, soms leidend tot zelfmoord.

Net als bij het coronavirus gold ook hier: een paar dagen voor de symptomen verschenen was de ziekte besmettelijk. Als je de buurman zag neervallen, wist je dat je zelf waarschijnlijk al besmet was.

Manhu? Wat is het?

Nu zijn over de naamgeving van virussen WHO-afspraken gemaakt, bijvoorbeeld dat je niet een stigmatiserend herkomstlabel gebruikt. Maar toen waren die afspraken er nog niet en de ziekte kreeg veel namen, waaruit soms ook was af te lezen hoe hij werd opgevat. Het was oorlog, dus meestal kwam hij van de vijand. De Fransen noemden het ziekte 11, om het onschuldig te laten klinken in oorlogstijd. In de publieke pers werd er niet over geschreven, het was eigenlijk een militair geheim. Omdat Spanje als neutraal land er wel over schreef, heette het elders al gauw de Spaanse griep. De Spanjaarden noemden het de soldaat uit Napels, een parafrase van een liedje, in Senegal was het de Braziliaanse griep, in Brazilië de Duitse griep, in Denemarken de zuidelijke griep, de Polen noemde het de bolsjewistische ziekte, de Perzen de Engelse ziekte, de Japanners de sumo-ziekte (omdat onder hen de eerste uitbraak was). Het is duidelijk in welke traditie Trump staat.

In veel landen kreeg de pandemie namen die gewoon naar het rampzalige karakter verwezen: de grote dodelijke tijd, de grote ziektetijd, namen voor rampen die niet onderscheidden naar aard van de epidemie en ook van toepassing waren op pokken, pest, honger of oorlog. In Ghana werd het naar de eerste gestorvene genoemd.  In Freetown kwam men op het idee om het ‘Manhu’ te noemen, de Hebreeuwse aanduiding voor ‘wat is het?’ en de oorsprong van het woord manna. Ik stel voor dat we deze pandemie alsnog zo gaan noemen.

De bestrijding

Bestrijden is lastig als je de oorzaak niet kent. Een virus was op dat moment nog niet zichtbaar te maken, ze wisten niet wat het was, dus ook niet hoe de besmetting precies plaatsvond. Dat leidde ook tot verkeerde maatregelen, bijvoorbeeld  wat men deed bij tyfusuitbraken. Tyfus wordt overgedragen door luizen en in Chili bijvoorbeeld  werd de griep bestreden door huizen te ontsmetten en mensen massaal te scheren. Het werkte niet.

Bij vaccinatieprogramma’s (die er voor o.a. pokken inmiddels wel waren) ging men ervan uit dat het een bacterie was. Een op dat idee gebaseerd vaccin werkte een beetje, maar wellicht omdat het wat bescherming gaf tegen de secondaire infecties, met name longontsteking. Er waren overigens ook heftige antivaccinatiestromingen, gebaseerd op de gedachte dat de slachtoffers de zwakken waren die om eugenetische redenen ook niet gered hoefden te worden. De ‘dor hout’ discussie van honderd jaar geleden als het ware, met dit verschil dat eugenetica toen mainstream was. Ook zijn er voorbeelden van landen, Brazilië o.a.,  waar wantrouwen heerste tegen door de staat geleide bestrijdingsprogramma’s, en ook daar klinken de argumenten pijnlijk bekend: ze overdrijven het gevaar van een ziekte die alleen ouderen doodt, alleen maar om dictatoriale maatregelen te kunnen nemen. In Europa waren trouwens vooral mensen tussen twintig en veertig jaar het slachtoffer.

In Spanje werd door de liberale pers gepleit voor een lockdown, omdat in de wetenschap wel bekend was dat de besmetting via de lucht ging. Maar de rooms-katholieke kerk had zo haar eigen kennis over de oorzaak: Gods straf, en de bisschop van Zaragoza muntte uit in zijn oproepen tot grote bijeenkomsten om samen te bidden.  In Zaragoza  vielen tweemaal zoveel slachtoffers als elders gemiddeld en uiteindelijk won het verstand, ondanks hardnekkig katholiek verzet. Een ‘sanitaire dictatuur’ werd ingesteld.

Ook tijdens déze pandemie werd wel begrepen dat het virus uiteindelijk zou verdwijnen, maar dat het wel uitmaakte, in dodental, in maatschappelijke ontwrichting, wat je in de tussentijd deed. ‘Social distancing’ was al een benadering. In 1918 waren er landen of delen van landen, die echt de passende maatregelen namen: scholen, theaters, religieuze verzamelplaatsen sluiten, massabijeenkomsten verbieden, gebruik van het openbaar vervoer zeer beperken, quarantaines instellen bij havens en stations, geïsoleerde afdelingen van ziekenhuizen opzetten, informatiecampagnes om afstand te houden, niet onbedekt te hoesten en niesen, veel handen te wassen, drukke  plaatsen vermijden en je ramen veel open te zetten. Wij hoefden toch eigenlijk niks meer zelf te bedenken als je deze lijst ziet.

Op sommige plaatsen waren mondmaskers verplicht, in andere niet. Men dacht nog steeds aan een bacterie. Op sommige plaatsen werden ruimtes gedesinfecteerd, maar die benadering werd ook bekritiseerd c.q. zinloos gevonden: zet twintig mensen in een gedesinfecteerde ruimte, zei een arts, één grieppatiënt erin en ze zijn allemaal ziek. Deze critici hadden dus gelijk.

Ook was het een heftige discussie of de scholen dicht moesten. Voorstanders argumenteerden, dat kinderen altijd al heel vaak snotterden, dus dicht die scholen, maar anderen zeiden: ze krijgen de ziekte vooral thuis, de school biedt een veel gezondere omgeving, dus houdt ze zo veel mogelijk daar. Met name in armere gebieden lijkt het openhouden van scholen inderdaad effectief geweest te zijn.

Maar de oudste maatregel, die al eeuwen bestond, namelijk een scheiding aanbrengen tussen zieken en gezonden, was het meest effectief, en werd niet overal toegepast.

Er waren grote verschillen tussen steden, ook in het zelfde land, in aantallen slachtoffers. Het verbieden van massabijeenkomsten,  het verplicht dragen van maskers, én deze maatregelen vroeg nemen en lang volhouden, scheelde minstens de helft in doden, is het algemene beeld dat geschetst wordt. De VS doen dit bij de Spaanse griep, of de Manhu, beter dan Europa.

De leeftijdsopbouw van de slachtoffers verschilde ook per regio. Dit kan te maken gehad hebben met de gedeeltelijke immuniteit van een bepaalde generatie tegen een verwant virus. Bijvoorbeeld  de Russische griep van 1895 kan veel van de ouderen in Europa beschermd hebben. Voor de 20-40 jarigen was dit de eerste grote golf. Andere delen van de wereld hadden wat griepgolven betreft andere geschiedenissen en deels dus ook een ander leeftijdspatroon in slachtoffers

Een andere wereld?

De ondertitel van het boek belooft ook te laten zien hoe deze grieppandemie ‘de wereld veranderde’. Veel van de veranderingen die ze noemt lijken eerder een versnelling van een toch al gaande ontwikkeling, vooral als het gaat om vermeerdering van kennis over oorzaak en behandeling. Ik noem een paar van de gevolgen die zij beschrijft en die mij als nieuw zijn opgevallen

  • Een heel belangrijk effect lijkt mij wat zij noemt het ontstaan van het concept ‘volksgezondheid’ als beleidsterrein. Staten spelen een belangrijke rol bij het bestrijden van grote epidemieën en krijgen ook de middelen om maatregelen te nemen.  Draagvlak voor maatregelen is nog steeds de flessenhals, en dat geldt voor veel dingen die maatschappelijk in plaats van individueel gedragen moeten worden. Ik durf wel de stelling aan, dat het zogenoemde neoliberalisme, en de minimalisering van de rol van de staat op belangrijke terreinen die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden, niet in de laatste plaats het privatiseren van de regie op de gezondheidszorg,  feitelijk het concept volksgezondheid weer ondergraaft.

De Volkenbond kreeg ook een gezondheidsafdeling, die overigens samen met die Volkenbond ten onder ging in 1939. In zijn testament schreef de instelling: zorg dat er een Wereldgezondheidsorganisatie komt die niet afhankelijk is van de moederorganisatie. Het advies is opgevolgd, de WHO is inderdaad een zelfstandige organisatie geworden, los van de VN. Er openbaren zich inmiddels veel andere manieren om ten onder te gaan.

  • De kinderen die tijdens en kort na de epidemie geboren werden, bleken een zwakkere generatie – al kan de bevolking in zijn geheel gemiddeld gezonder zijn geworden –  door de aanslag op de gezondheid van de zwangere vrouwen. Ook had de griep – net als COVID, weten wij nu – voor sommige patiënten tot gevolg dat ze jarenlang met een postviraal vermoeidheidssyndroom te kampen hadden en het aantal depressies en zelfmoorden relatief hoog lag. Bijna alle gezinnen/families hadden wel een gat te dichten in hun sociale weefsel, er waren veel weeskinderen die bijeengebracht werden in grote vreemde weeshuizen, met verlies van de lokale cultuur en het sociale verband waaruit ze voortkwamen, met als gevolg  desoriëntatie en ontworteling. Het zijn een paar voorbeelden van gevolgen voor de sfeer en cultuur van het interbellum die altijd geheel aan de oorlog zijn toegeschreven, maar waaraan de griepgolf ook bijgedragen heeft.
  • De onrechtvaardigheid van de wereld komt sterker naar voren, in verdeling van slachtoffers: net als nu waren de armen het haasje. Er heerste een groot verlangen naar betere wereld, die in verschillende landen en culturen verschillende vormen aannam: profetische bewegingen,  versterking van de socialistische bewegingen, vakbonden, de dekolonisatiebewegingen zijn mede hierdoor tot stand gekomen. Ze noemt als voorbeelden van het laatste Egypte, Soedan, India en Samoa, daar was het onafhankelijkheidsstreven echt mede gestimuleerd door de ongelijke geraaktheid door de griep.
  • Enerzijds ondersteunden penicilline en vaccins de effectiviteit van gezondheidszorg, anderzijds was door de onbeheersbaarheid van de epidemie er ook teleurstelling over de bijdrage van de medische wetenschap en groeide de kwakzalverij. Ze noemt o.a. het opkomen van de homeopathie, van een antivaccineerbeweging, , Christian Science, gebedsgenezing en  spiritualisme.

Tot slot

Zoals ik in het begin al schreef: het was bijzonder om dit boek te lezen, beseffend dat het geschreven was kort voor de pandemie waar we nu in zitten. Er zijn overeenkomsten opgevallen, en het is ook duidelijk dat we nu in een heel andere wereld leven. Een samenhangende geschiedenis van de huidige pandemie zal minder lang op zich laten wachten, al was het maar omdat begin en einde van de pandemie met verklaringen van de WHO duidelijk gemarkeerd worden. Dat het einde van de pandemie niet het einde van het leven met dit coronavirus zal zijn, begrijpen we inmiddels allemaal. Aan het laatste hoofdstuk ‘Een andere wereld?’ wordt al door vele scribenten gewerkt, men kan dagelijks lezen hoe deze pandemie de wereld blijvend zal veranderen, maar dit blijft voorlopig nog het veilige terrein van speculatie.

Plaats een reactie

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en Google Privacy Policy en Servicevoorwaarden toepassen.

De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.