Erich Maria Remarque, Im Westen nichts Neues. Kippenhauer & Witsch, Köln, 19591.
All quiet on the western front. Die titel kende ik wel, maar ik wist niet dat het een Duits boek was. De Duitse titel is geheimzinniger, dat gaat breder dan het front.
Een 18-jarige scholier gaat met zijn hele klas, onder leiding van een oorlogsenthousiaste leraar, zich als vrijwilliger aanmelden. Hij belandt aan het front, met twee vrienden, en door het leven en sterven om hem heen wordt hij een ander mens. Hij beseft dat hij nooit meer een gewoon leven kan leiden, dat de mensen voor hem en ook de generatie van een of twee jaar na hem, déze ‘generatie’ nooit zal begrijpen. De wreedheid van de oorlog en hoe daar uiteindelijk kinderen naar het front gestuurd worden – om al bij de eerste confrontatie te vallen, want ze hebben geen idee hoe te overleven, ze zijn in hun kinderlijke verbijstering niet in staat zelfs maar weg te duiken in plaats van weg te hollen en zo een makkelijke schietschijf te vormen – hij ziet het, hij schrijft het op en hij voelt zichzelf veranderen. Hij wordt steeds meer een overlevend lichaam, met hoogst menselijke impulsen: het gaat alleen nog maar om eten en wegduiken en overleven en zorgen dat zijn maten in leven blijven. Hij benoemt heel precies zijn gewaarwordingen, en is emotioneel gesproken een oude man geworden. Zijn vrienden sterven één voor één, hij lijkt te gaan overleven, elke dag kan de vrede gesloten worden, zonder dat dit veel vreugde of blijde verwachting bij hem op kan roepen, en feitelijk ‘verdwijnt’ hij uit het boek, zo ongeveer de laatste dag van de oorlog, op de laatste bladzijde, omdat hij, de verteller, geraakt wordt en zonder veel ruimte voor overpeinzingen sterft. Maar hij zou toch niet meer kunnen leven, dat lijkt de ‘boodschap’ van het boek. Zo is het aan het front. Im Westen nichts Neues.