Herfried Münkler, Der dreissigjährige Krieg. Europäische Katastrophe, deutsches Trauma 1618-1648. Berlin 2017
In Midden-Europa speelde zich van 1618 tot 1648 een langdurig conflict, de dertigjarige oorlog. Dertig jaar is lang, en de periode waarin hij zich afspeelde is lang geleden. De schrijver van het hier te bespreken boek, Herfried Münkler, is van huis uit geen historicus en geeft in zijn inleiding aan waarom hij juist als politicoloog geïnteresseerd geraakt is in deze oorlog. Het is geen ‘antiquarische Interesse’, zoals Nietzsche het doorspitten en tot in details uitzoeken en verzamelen van wat voorbij is aanduidt, al wil Münkler het wel als waarschuwing boven tafel houden. Het is geen belangeloze interesse, maar er is ook geen directe verbinding tussen de dertigjarige oorlog en het heden.
Dit beeld wordt anders zodra je de recente oorlogen aan de periferie van Europa beschouwt. Met name de oorlogen in het Midden-Oosten vertonen volgens Münkler een opvallende structurele gelijkenis met de dertigjarige oorlog. Dit is het niet-antiquarische belang van een studie van deze oorlog en daarmee de achtergrond van dit boek. Aan het eind van dit verhaal kom ik hier nog op terug.
Er worden al een tijd geen samenhangende geschiedenissen van de hele dertigjarige oorlog geschreven, zo stelt hij vast. Maar vanuit de net genoemde overeenkomst met actuele conflicten wil hij toch weer zo’n samenhangend verhaal ontwikkelen. Hij zet in dit boek een brede behandeling neer, met vertellende en analytische hoofdstukken. Dit zal naar zijn overtuiging ons begrip en ons vermogen tot analyseren van wat er nú gebeurt en wat er gedaan kan worden versterken. Strategisch denken moet je oefenen, zo stel hij en een oorlog die dertig jaar duurt is goede oefenplaats. Daarom besteedt hij veel aandacht voor strategische besluitvorming, doelen en onbedoelde gevolgen. In het navolgende kan dit niet allemaal in de precisie aan de orde komen die Münkler bij zijn verhaal tentoon spreidt, maar een aantal hoofdlijnen zal ik er proberen uit te halen.
De dertigjarige oorlog in de Duitse geschiedschrijving
De dertigjarige oorlog, die vreselijke verwoestingen in Duitsland heeft gebracht en de dood van een kwart van de bevolking, die alle omliggende landen meesleepte in een Europese oorlog op Duits grondgebied, heeft in Duitsland tot de stelling van de Duitse ‘Sonderweg’ geleid, tot het idee dat de Duitse geschiedenis een ander patroon liet zien dan die van de andere Europese landen. De meeste Europese landen, zo is dan de stelling, hebben een langdurige tijd van natievorming gekend. Duitslands weg hierheen was door deze catastrofale oorlog vooralsnog afgesneden. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw kwam het tot een Duitse natie onder leiding van Bismarck, zo is het wijd verbreide beeld geweest over de Duitse geschiedenis.
De oorlog fungeerde als hét grote nationale trauma in de Duitse geschiedenis. Het leidde tot het idee slachtoffer te zijn geweest van een strijd tussen buitenlandse machten. Met dit beeld verschaften zij zich het recht op een als preventief gedefinieerde aanvalsoorlog. Pas de oorlogen van de 20e eeuw brachten hier verandering in. Met name de Tweede Wereldoorlog, die voor Duitsland uiteindelijk even verwoestend was als de dertigjarige oorlog, liet deze oorlog achter de horizon van het historisch bewustzijn verdwijnen. Ook is het slachtofferparadigma veranderd in een daderverhaal en dat is geen kleine omwenteling. Het lang gekoesterde slachtofferverhaal verklaart ook waarom er in Duitsland steeds weer stemmen opgaan om dit slachtoffer zijn terug te brengen in het verhaal over de Tweede Wereldoorlog. Hierbij concentreert men zich dan graag op de laatste twee jaren, met alle gevolgen voor herleving van het slachtofferdenken en de overtuiging niemand iets schuldig te zijn.
Een andere reden om met hernieuwde belangstelling naar deze oorlog van lang geleden te kijken is de rol die de religieuze twisten van die tijd erin speelden. Er is nu in het algemeen geen begrip meer voor de godsdienstige kant van de dertigjarige oorlog. De actuele islamitische terreur wordt evenmin begrepen en het is onvoorstelbaar dat wij Duitsers, of wij Europeanen, iets vergelijkbaars gedaan hebben. De dertigjarige oorlog kan ons helpen aan een beter analytisch begrippenapparaat om conflicten die ook religieus zijn te analyseren.
De verschillende lagen die in de oorlog met elkaar verknoopt waren
Münkler onderscheidt steeds drie aspecten in de oorlog.
- Ten eerste de strijd om de interne verhoudingen binnen het zogenoemde Heilige Roomse Rijk, met name de machtsstrijd tussen keurvorsten en keizer over wie nu waarover de baas is.
- Ten tweede de religieuze tegenstellingen: sinds de reformatie waren er binnen de Duitse rijksdelen (Länder) heftige godsdiensttwisten uitgevochten, in 1555 was hier een in het hele rijk geldende afspraak over gemaakt, in de Vrede van Augsburg, waarbij het principe van cuius regio, eius religio was vastgelegd. De religieuze ‘kleur’ van de vorst bepaalde de heersende godsdienst in de betreffende regio. Dit ‘heersen’ moet men dan letterlijk opvatten: de hele bevolking werd geacht de betreffende godsdienst ook aan te gaan hangen.
- Ten derde de strijd tussen de grote machten in Europa om de hegemonie. Spanje, Frankrijk, Zweden, Engeland en het Duitse Rijk waren de belangrijkste partijen, en zij waren allen of economisch, of religieus, of via verwantschappen en huwelijken, met bepaalde strijdende partijen verbonden, of zagen in de strijd kansen om de eigen invloed uit te breiden.
Deze drie aspecten hingen voor veel van de betrokkenen samen en waren in de twisten zelf niet goed te onderscheiden, ze speelden vaak samen een rol speelden. Een sprekend voorbeeld waarin dit allemaal aan de orde is, is de positie van Beieren. Beieren was een van de katholieke keurvorstendommen en de keurvorst wilde wel de katholieke keizer ondersteunen, maar ook de leidende rol van de keurvorsten in het Rijk tegenover de keizer verdedigen. De keizer gebruikte de strijd tegen de protestantse vorsten ook om de keizerlijke macht tegenover vorsten te versterken. De keurvorst van Beieren en de keizer waren zo elkaars bondgenoten én tegenstanders. Verder lag Beieren strategisch: de Spanjaarden waren in oorlog met de Nederlanden en hadden een doorgang naar het noorden nodig voor troepenverplaatsingen. Het gaf de Beierse keurvorst ook weer mogelijkheden om de Spanjaarden – ook Habsburgers en nauw verwant met de Duitse keizer – te benutten als drukmiddel op die keizer.
Een Europese oorlog op Duits grondgebied.
Engeland was betrokken door het huwelijk tussen de dochter van James 1 en de Paltsgraaf; het maakte hem partij in de strijd om de Palts, die op zijn beurt een belangrijke rol speelde in het gesjacher om titels, gebieden en invloed, met name – wederom – van belang voor de krachtsverhouding keizer – keurvorsten.
Zweden wilde eerst vooral de Deense positie in Noord-Duitsland ondergraven, vooral om zelf de haven- en tolgelden uit de havens van de Oostzee te kunnen innen. Maar Koning Gustav van Zweden was ook een protestant die gemotiveerd was de protestantse zaak in het keizerrijk te dienen en die zich opwierp als leider van de protestantse factie. Hij was een tijdland onbetwist aanvoerder van de protestantse legers in Duitsland.
Frankrijk was weliswaar op dat moment onder Lodewijk XIII katholiek, maar de buitenlandse politiek van de feitelijke baas Richelieu was er vooral opgericht de macht van de Habsburgse keizer te beteugelen en Franse belangen, met name die in het Rijngebied, te behartigen. Allianties met protestantse heersers waren voor hem belangrijker dan de katholieke zaak. Frankrijk heeft bijvoorbeeld financieel veel aan de Zweedse troepen bijgedragen.
De Republiek, de Zeven Provinciën dus, diende graag de protestantse zaak, en heeft dat, net als Frankrijk, vooral financieel gedaan, door huurlegers te betalen, maar was natuurlijk zelf vooral bezig met de oorlog met Spanje.
Spanje was vooral op zoek naar bondgenoten in de strijd tegen de Republiek en was ook nauw verbonden met de andere Habsburgse tak, de Duitse keizer. Het had door zijn rabiate antiprotestantisme en gedreven contrareformatie weinig ruimte om met andere dan katholieke landen bondgenootschappen te sluiten. Zolang het zilver nog ononderbroken uit de koloniën binnenstroomde, had het hier ruimte voor, maar die stroom neemt sterk af, ook door de oorlog met de Republiek, en Spanje speelt een afnemende rol in de oorlog.
Zo waren de gevechten tussen de keizer en zijn katholieke keurvorsten steeds en van meet af aan verbonden met buitenlandse belangenpartijen. Ook afhankelijk van de persoon van de betreffende heerser speelde de godsdienstige kant van de zaak een belangrijke of juist een ondergeschikte rol. Een poging om de interne verhoudingen te regelen zonder buitenlandse betrokkenheid, vormgegeven in de ‘Praagse vrede’ van 1635, leidde hij tot niets, juist door die uitsluiting van buitenlandse partijen. De keurvorsten waren op veel punten juist op hen aangewezen en sloten zich dus niet of halfhartig bij deze ‘vrede’ aan. De gang van zaken bewees alleen dat er een bredere grondslag nodig was.
Verschillende soorten oorlog
Münkler besteedt relatief veel aandacht aan de militaire kant van de oorlog, waarbij hij vaststelt dat er allerlei types oorlog door elkaar liepen. Er was fases van grote veldslagen, waarbij hij de logistiek, met name de voedselsituatie, de hoeveelheid en herkomst van de manschappen, de beschikbaarheid van militaire materieel en de tactische aanpak van de aanvoerders doorneemt. Een verloren grote veldslag kon een partij voor jaren uit de strijd houden, omdat het geld op was om nieuwe manschappen te werven, omdat hun gebied, dat tevens voor de voedselvoorziening van de legers beslissend was, verloren of verwoest was. Maar heel belangrijk waren de ‘kleine oorlogen’: schermutselingen tussen de strijdende partijen zonder verband tussen het slagveld en de politieke macht, de gewelddadigheden van boerengroepen tegen soldatengroepen, soldatengroepen tegen elkaar, rovende soldatentroepen omdat ze geen soldij kregen, boeren die zich bij soldatentroepen aansloten. kortom burgeroorlogachtige toestanden, zonder duidelijke fronten of inzet. De mate van vernietiging die deze wijze van ‘oorlog voeren’ teweeg heeft gebracht is nog steeds object van discussie tussen wetenschappers, maar wel staat vast dat dit bestanddeel van de oorlog nog veel meer slachtoffers heeft geëist dan die grote veldslagen.
Zo golfde jarenlang de oorlog door Midden-Europa, de gebieden waar gevochten werd, werden leeggezogen, de bevolking raakte have, goed en vaak ook leven kwijt, door honger, ziekte of geweld. En als er geen grote legers door het land trokken en alles opaten wat eetbaar was, dan waren het dus de kleine groepen en groepjes. Het lijden van de bevolking kende geen maat en men kan zich goed voorstellen dat deze jaren lange tijd als collectief trauma hebben gefunctioneerd.
Het einde van de oorlog: de Westfaalse orde
De ‘Westfaalse orde’ waar wij in Europa sinds 1648 in leven is voor ons een vanzelfsprekend uitgangspunt, ook als we naar de oorlogen in andere windstreken kijken. Het staat voor een orde tussen soevereine staten, die proberen een machtsevenwicht en multilaterale betrekkingen onderling te onderhouden en eventuele oorlogen ‘ordelijk’ te voeren. Dit betekent onder andere, dat een oorlog een formeel begin heeft, namelijk een oorlogsverklaring, en een formeel einde, een vredesverdrag. Compromissen zijn denkbaar, ook door de verschillende niveaus van conflicten, bijvoorbeeld staatsbelang en godsdienst, van elkaar los te maken.
Ik heb me altijd voorgesteld, dat deze orde voortkwam uit een Westfaalse vrede, een verdrag waarin dit allemaal was vastgelegd, maar niets is minder waar. Er is geen Westfaals vredesverdrag en 1648 is een weliswaar belangrijk jaar in de beëindiging van de vijandelijkheden, maar het is niet het jaar waarin alle partijen hun handtekening zetten onder een gemeenschappelijke vrede. Zo wanordelijk als de oorlog verliep, zo chaotisch was ook de beëindiging ervan. Er zijn tussen verschillende partijen, op verschillende manieren, en op verschillende plaatsen, verdragen gesloten en deze samen brachten ten slotte de oorlogshandelingen tot een einde.
Er waren veel verschillende motieven in het spel om vrede te willen, en dat op zich was al een bron van wantrouwen. Wil je vrede omdat je zwak staat? Wil je vrede omdat je sterk staat? Wil je vrede omdat je via de onderhandelingstafel iets hoopt te bereiken wat je in het echt niet lukt? Er is ook geen centrale bemiddelaar beschikbaar, iedereen is óf in de conflicten, betrokken, óf staat juist te ver weg van de conflictmotieven om gezag te hebben, zoals de Russen of de Osmanen.
De oorlogsvoering zelf werd alleen maar wreder in deze periode, de strijdende partijen wilden zichzelf zo meer gewicht verlenen aan tafel. Ondertussen werd er in twee plaatsen onderhandeld, in Münster en Osnabrück. Er waren vijf grootmachten in het spel: Spanje, Frankrijk, Zweden, het Keizerrijk en de Republiek. Later kwam daar nog een verbond van Duitse staten bij, als zesde instantie.
De vredesonderhandelingen konden niet officieel beginnen, want de status van de diverse partijen was deel van de controverses. Ze begonnen gewoon maar. Ze druppelden langzaam binnen, in een tijdsspanne van twee jaar. Er vonden onderhandelingen tussen verschillende partijen plaats, op verschillende manieren: direct, indirect, schriftelijk, afhankelijk van wat de partijen het beste uitkwam, ook qua status. Idem verliep het einde: geen datum, niet één verdrag waarin alles vastgelegd werd, maar een langzaam ophouden van de oorlog. Er worden verschillende vredesverdragen tussen strijdende partijen gesloten, bijvoorbeeld tussen Spanje en de Republiek, maar er worden ook oorlogen níet beëindigd, bijvoorbeeld die tussen Spanje en Frankrijk.
De drie niveaus in het conflict
Zoals Münkler in de oorlog drie niveaus onderscheidde, zo doet hij dat ook in de vredesverdragen: de kwestie van de Duitse staatsinrichting, dus de positie van de vorstendommen ten opzichte van de keizer, de Europese statenstructuur en de hegemonie daarin, en de religieuze tegenstellingen. Maar de verknoping tussen deze niveaus bleef ook zichtbaar. De paus was tegen de godsdienstvrede, dus móesten de protestantse vorsten wel recht op eigen bondgenootschappen hebben, als tegenmacht tegen een roomse keizer. En dat recht op eigen bondgenootschappen, dus op een eigen buitenlandse politiek, was een essentieel onderdeel van de interne regeling binnen het keizerrijk. Het impliceerde dat in het centrum van Europa geen groot rijk stond, maar een ‘open’ structuur waar iedereen iets in kon. Europa had een ‘zacht’ centrum. De betekenis hiervan voor het verdere verloop van de Europese geschiedenis is niet te onderschatten.
Wat de oplossing van de godsdiensttwisten betreft: het resultaat was inzake vrijheid van godsdienst beter dan de vrede van Augsburg uit 1555: er werd erkend dat er ook andere protestanten waren dan lutheranen, bijvoorbeeld calvinisten, en de landsheer mocht dan wel de heersende godsdienst bepalen, maar er kwam een einde aan de dwangbekeringen: er was altijd gewetensvrijheid, ook al konden de godsdiensten wel heel verschillende status hebben.
Tussen de Europese landen werden er afzonderlijke verdragen gesloten. Er waren geen officiële grensverschuivingen, misschien omdat er nog niet zo officiële grenzen waren, maar er werden afspraken gemaakt over belastingheffing, onderhoud van garnizoenen, loyaliteitsafspraken etcetera. Er werd niet over verliezers en winnaars gesproken en dat was een zinvolle fictie. De keizer tekende uiteindelijk, om meer afval en verlies te keren, maar was feitelijk een grote verliezer, net als Spanje.
Het resultaat van de oorlog was de ordening van Europa in vijf hegemoniale machten. Spanje, Frankrijk, Engeland, Weense keizerrijk en Zweden. Spanje en Zweden worden in 18e eeuw vervangen door Pruisen en Rusland. De oorlogen in de komende periode waren oorlogen om hegemoniale invloedssferen, niet om andere internationale structuren.
Nogmaals: de lessen uit de dertigjarige oorlog
Münkler begon zijn verhandeling met de stelling, dat de dertigjarige oorlog van vier eeuwen geleden ons iets kon leren over de oorlogen die op dit moment buiten Europa worden uitgevochten. De eerste waar je dan aan denkt zijn de oorlogen in het Midden-Oosten.
Om te beginnen: zijn het oorlogen, of is het één oorlog? Over de dertigjarige oorlog is die discussie ook gevoerd. Het is pas in de 19e eeuw als 30-jarige oorlog gezien. De nauwe samenhang tussen al die oorlogen was vanuit een breder perspectief niet te ontkennen. We kijken nu naar de oorlogen in het Midden-Oosten als losse oorlogen. Waarschijnlijk zullen ze, zeker als ze lang duren en met elkaar verknoopt raken, later als één oorlog gezien worden. Münkler heeft het, in 2016, nog over ‘verknoopt raken’, mijn indruk is dat we inmiddels al wel over ‘verknoopt zijn’ kunnen spreken. Turkije, Iran, Rusland, de USA en Saoedi-Arabië zijn in een wisselende dans elkaars aanspraken op leiderschap en bondgenootschappen aan het betwisten, en Syrië, Jemen, Irak en Libië zijn voorlopig de terreinen waarop de oorlogen worden uitgevochten. In Centraal-Afrika kan zich heel wel een vergelijkbaar patroon ontwikkelen.
In ieder geval lijkt het patroon van oorlogen in het Midden-Oosten erg veel op dat in de dertigjarige oorlog: de strijd laait op verschillende momenten en verschillende plaatsen op, er zijn wisselende bondgenootschappen tussen de participanten, er is de verknoping van religieuze, nationale en hegemoniale kwesties, buitenlandse mogendheden, met heel eigen belangen, bemoeien zich ermee en steunen partijen die op dat moment het meest bijdragen hun eigen doelen te realiseren. Betreffende partijen hebben echter ook heel eigen doelstellingen, die juist weer diametraal kunnen staan op die van de landen die hen vanuit heel andere motieven steunen. De steun aan de verschillende strijdende groeperingen in Syrië laat veel hiervan zien, ook de steun aan de Koerden is een goed voorbeeld van steun die gericht is op de doelen van de subsidiërende partij, maar door de Koerden mede gebruikt wordt om hun eigen doelstelling, een eigen staat voor de Koerden, dichterbij te brengen.
De prestatie van de Westfaalse orde was scheiding van types oorlogen, en een rationalisering van redenen om een oorlog te gaan voeren, door deze op staatsbelangen te richten. Religie verdween naar het tweede plan. Münkler stelt dat dit ver vóór de Verlichting plaatsvond, ik zou eerder denken dat het een onderdeel ervan was. Steinmeier, in 2016 minister van Buitenlandse Zaken van Duitsland, noemde het expliciet een mogelijk model voor het Midden-Oosten. Münkler noemt ook in stemmen uit het Midden-Oosten zelf die de vergelijking met dertigjarige oorlog maken: na de dekolonisering is het een strijd om de identiteit van staat en maatschappij, en er is nog geen verzoening aan de horizon, eerder is dit het begin van de spiraal van geweld.
Voorlopig is het nog de vraag of het binnen afzienbare tijd kan lukken om de verschillende niveaus van conflicten van elkaar los te maken en om tot een bepaald type van ordening tussen staten te komen. Men kan hier zich nog van alles voorstellen: een breekbare anarchie, met rustpauzes als iedereen militair en politiek uitgeput is, een multilaterale ordening gebaseerd op afspraken, of hybride vormen zoals een evenwicht gehandhaafd door een hegemoniale bemiddelaar.
Er zijn ook lessen te trekken over de rol van religie in conflicten. Godsdienstige tegenstellingen zijn niet altijd de bron van de conflicten, maar verscherpen deze wel. Ook blokkeren ze vaak op materiele belangenafweging gebaseerd compromissen die kunnen leiden tot oorlogsbeëindiging. Alle wreedheid wordt gerechtvaardigd, het onderscheid tussen combattanten en non-combattanten verdwijnt, religieuze conflicten zijn al gauw conflicten tussen bevolkingsgroepen in plaats van tussen legers. Hetzelfde kan gelden voor het vasthouden aan een bepaald moreel discours, dit is een garantie voor het voortduren van de oorlog. De discussies over of de steun aan bepaalde groeperingen wel geoorloofd was als deze groeperingen niet helemaal aan Europese normen voldeden, zijn er een voorbeeld van. Laat die illusie varen, is de les die Münkler trekt. Zo algemeen geformuleerd is het niet een les die ik graag tot me neem, maar een zakelijke en strategische benadering waarbij beëindiging van de militaire confrontaties voorop staat, die les moet de dertigjarige oorlog ons zeker leren.