Een geschiedenis van de VS

Jill Lepore, These truths. A history of the United States. New York, 2018.

Lepore is een heel productieve historica, met een indrukwekkende reeks van publicaties op haar naam. In de inleiding legt ze  uit waarom ze ook nog een eendelige geschiedenis van de VS meende te moeten schrijven. De vraag in 1787 was, in de woorden van Hamilton, een van de founding fathers,  dat beslist moet worden of gemeenschappen van mensen echt in staat zijn om een goed bestuur (government) te vestigen, op basis van nadenken en keuzes maken, of dat ze veroordeeld zijn altijd afhankelijk te blijven van toeval en van macht. Die vraag is wat Lepore betreft nog steeds nog steeds de vraag.

Ze heeft natuurlijk veel keuzes moeten maken en vooral veel weg moeten laten. Ze heeft, zo schrijft ze, zich laten leiden door de vraag wat mensen die in het begin van de 21e eeuw leven van de geschiedenis moeten weten. Het lijkt me een juiste bepaling van de verhouding tussen heden en verleden: het leren uit de geschiedenis, dat zo vaak aangeprezen wordt, lukt alleen als je voor je eigen tijd relevante vragen aan die geschiedenis stelt.

De vraag van Hamilton is een vraag die een wetenschappelijke benadering laat zien, stelt Lepore, een vraag die je stelt voor je een experiment begint. Ik heb me vaak geërgerd aan het woord ‘experiment’ als het om geschiedenis gaat, in de geschiedenis wordt niet geëxperimenteerd maar gehandeld, for better and for worse. Maar het is wel een zinvolle verklaring voor gebruik van het woord in die context.

Lepore ziet haar verhaal, met het accent op politiek dat ze gekozen heeft, als een lesje burgerschapskunde. Verder wil het ook iets laten zien van de aard van de geschiedwetenschap, geschiedenis is niet alleen een onderwerp, maar ook een methode. Haar methode is ‘de doden voor zichzelf te laten spreken’, ofwel vooral primaire bronnen gebruiken. In het begin besteedt ze dan ook veel aandacht voor de selectie van die bronnen en de toevalsfactor die een grote rol speelt. Wie iets geschreven heeft en dat schrijfsel is ook nog bewaard gebleven, die komt hier aan het woord.  

Vreemde mensen

De Spanjaarden kwamen eind 15e eeuw als eerste Europeanen op dit vreemde continent en troffen het als bewoond aan. Maar de mensen waren heel anders dan de Europeanen: ze zagen er anders uit, ze gedroegen zich anders, en ze spraken anders. De Spanjaarden hielden conferenties over de vraag of de mensen die ze aantroffen recht hadden op gelijke behandeling, of ze wel een godsdienst en een taal hadden (Columbus dacht geen van beide), en op basis van Aristoteles’ idee dat sommigen geboren zijn als slaven en anderen als meesters, besloten ze dat die Amerikaanse ‘wilden’ geboren waren als slaven.

Columbus verklaarde het eiland Hispaniola tot Spaans bezit. Dat had nog geen enkele bezoeker van verre gedaan: geen Arabier of Chinees in Afrika, geen Nederlander of Portugees in de oost. De betekenis van deze stap in de hele geschiedenis van het kolonialisme kan m.i. niet onderschat worden.

In Afrika  was de slavenhandel altijd al levendig, grondbezit was geen concept daar, je kon alleen arbeidskrachten bezitten. Dus mensen waren het voornaamste roofgoed in de oorlogen. Deze handel werd vanaf het begin van de Europese intrede in Afrika door de Europese handelaren afgetapt, liefst in een handelsdriehoek met de nieuwe wereld.

Die nieuwe wereld maakte veel indruk door zijn overvloed, zijn schoonheid en de vriendelijkheid en vreedzaamheid van de bevolking. Maar de Spanjaarden vonden het wel vanzelfsprekend dat ze christen moesten worden.  Ze kregen een Spaanstalige verklaring voorgelezen waarin geëist werd dat ze de christelijke god aannamen of anders werd het oorlog. Daar ze niet wisten of konden weten waarover het ging werd het dus altijd oorlog.

De Engelsen hadden aanvankelijk niet veel belangstelling voor de nieuwe wereld, maar eind 16e eeuw vertrokken er toch settlers die kolonies wilden stichten. Thomas Mores Utopia is hier gesitueerd: dit leek een land waar nog niets was, geen regering, geen oorlog, geen honger. Hier was alles nieuw.

Heersers en onderdanen

Degenen die uit Engeland kwamen, waren meestal op zoek naar religieuze vrijheid, maar ook naar politieke vrijheid. Er was in Engeland veel discussie over de fundering van de soevereiniteit. De strijd tussen parlement en koning was permanent, de Magna Charta was feitelijk een lijst van eisen van de edelen aan de koning, die pas in deze tijd van expansie, de 17e eeuw, werd afgestoft en in de tussentijd helemaal niet zo’n rol gespeeld heeft. Maar het koningschap van Charles I leidde weer tot veel discussie over de grondslag van koninklijke macht. Het parlement proclameerde ook vertegenwoordiger van het volk te zijn, van iedereen die vrij was.

Vrijheid was voor de kolonisten het belangrijkste thema. De vraag was steeds: wie erbij hoort en wie niet. Omdat de al aanwezige bevolking in het nieuwe continent de grond niet cultiveerde, redeneerden de kolonisten dat die grond dus niet van hen was. En omdat bestuur (government) gericht is op bescherming van eigendom, hadden ze dus geen recht op deelname aan het bestuur of vertegenwoordiging erin.

Maar onder elkaar ontwikkelden de witte kolonisten veel vormen van zelfbestuur, stadsparlementen, kolonie-parlementen, partijen zelfs.

Kleuren en rassen

Anders dan de Spanjaarden kwamen de Engelsen met hele families. De Spaanse kolonisten trouwden dus met de autochtonen, de Engelsen niet. Er waren in Latijns-Amerika veel kleuren en kleuraanduidingen, maar er heerste niet een of andere rassentheorie. In Noord-Amerika besloten ze op een gegeven moment, dat er maar twee kleuren waren, wit en zwart, en dat die niet mochten mengen. De Engelsen gingen zich, naar een idee van Franklin, ‘whites’ noemen. Die indeling in tweeën was natuurlijk niet een of andere theoretische overweging, maar een heel concrete politiek in de benadering van concreet aanwezige zwarte mensen, die slaaf waren. Anders dan in Engeland, waar kinderen de status van hun vader erfden – gingen ze hier de status van hun slavin-moeder erven; ‘gemengde’ kinderen zijn ook slaaf.

Franklin hield een soort van volkstelling en voorspelde dat er snel meer witten in Amerika dan in Engeland zouden wonen. Hij had daarbij  het bestaande aantal nog onderschat.

Ondertussen waren er veel opstanden en oorlogen van slaven c.q.  indianen. De slavenopstanden leidden tot echte angst en harde repressie. Rebellie van witten tegen Engeland was één ding, rebellie van zwarten tegen witten iets heel anders. Deze voorbeelden zijn voor Lepore aanleiding om te formuleren, dat slavernij niet buiten of naast de politiek bestond, maar dat het een vorm van politiek was.

Naar onafhankelijkheid

De strijd met het ‘moederland’ Engeland ging aanvankelijk vooral over belastingen. ‘Geen belasting zonder vertegenwoordiging’, was het motto. Maar uiteindelijk werd het een verzet tegen Britse bemoeienis überhaupt. Hierbij was overigens ook veel verdeeldheid: zeker een derde van de kolonisten wilde zich niet van Engeland losmaken en nog es een derde stond er neutraal tegenover. De slavernij speelde ook hierin een belangrijke rol: Engeland beloofde de zwarten die aan hun kant vochten vrijheid. Dat werd een hele rush, en de anti-slavernijbeweging is ook sterk Engels georiënteerd.  (Zie hierover Simon Schama, Rough crossings.) Verder gingen allerlei landen, de Republiek der Nederlanden, Frankrijk, Spanje, zich ermee bemoeien, en de Amerikanen ondersteunen, gewoon omdat ze tegen het Engelse imperium waren.

De noordelijke staten waren in dubio: ze zouden wel onafhankelijkheid willen, maar vreesden ook het mogelijk effect dat  de eenheid met staten die onverdeeld vóór slavernij waren verloren zou gaan. Engeland vond op zijn beurt de West-Indies en de Cariben om economische redenen feitelijk veel belangrijker, maar daar waren de getalsverhoudingen zwart-wit ook veel extremer: 1 witte op 20 zwarten of zo.  

Het roepen om vrijheid was in deze omstandigheden dus altijd met dubbele tong spreken, en het was zoeken naar filosofische rechtvaardigingen waarom de natuurlijke vrijheid en gelijkheid van mensen niet voor zwarte mensen zou gelden. Het was een goede voedingsbodem voor drogredeneringen en er waren ook veel voorbeelden van mensen die die drogredeneringen niet konden opbrengen en hun slaven vrijlieten, evenals voorbeelden van mensen die er wel tegen waren, maar toch hun slaven hielden, simpelweg omdat ze niet zonder konden. Wellicht is Washington een van de voorbeelden hiervan: hij werd de eerste president, hij overwoog op dat moment zijn slaven vrij te verklaren, hij kende de betekenis van een precedent, maar hij deed het niet.

De slavernij werd door de Amerikanen zelf gezien als hun achilleshiel. Vrouwen lieten zich ook inspireren door de natuurlijke rechtsleer die aan de onafhankelijkheidsbeweging ten grondslag lag en zagen niet in waarom zij níet natuurlijke rechten zouden hebben. De vrouw van John Adams hield hem bij de Onafhankelijkheidsverklaring en het declareren van de ‘natuurlijke rechten’ voor: ‘Don’t forget the ladies.’ Hij lachte haar gewoon uit. Ook het niet oplossen van dít vraagstuk zal hen nog eeuwen achtervolgen.

De onafhankelijkheidsoorlog werd uiteindelijk gewonnen, vooral omdat Engeland hem opgaf. Ze lieten Amerika gewoon zitten en hielden de West-Indies.

Een natie vestigen

Er is lang gesoebat over de constitutie. De kwestie van de slavernij bleek een van de grote kwesties van strijd tussen de staten en de mensen te zijn. Velen waren er tegen, vonden het een schande, een belediging, niet te verdedigen met welke religieus, wettelijk, filosofisch of welk argument ook maar, anderen wisten zeker: we zijn verloren zonder slavernij.

Een tweede kwestie die die tot grote verdeeldheid leidde was de verhouding tussen federale overheid en staten. Deze kwestie werd dé splijtzwam in twee kampen, en vooral hierdoor is het tweepartijensysteem gevestigd, in Federalisten en Anti-federalisten. De kranten die er toen waren, waren in eerste instantie helemaal niet opgezet voor het verspreiden van nieuws, maar voor opinies en agitatie. De Federalist Paper en de Anti-federalist konden daardoor de kristallisatiepunten voor de twee partijen worden. De constitutie zei, dat alles wat niet expliciet aan de federale regering was toegewezen aan de staten was. Ze hadden de kwestie van de slavernij ook maar aan de staten gelaten, want het conflict bleek toen al onoplosbaar.

De opstand op Haïti, geïnspireerd door de Franse revolutie, boezemde grote vrees in. Het idee de onafhankelijkheidsoorlog van Haïti (zo noemt Lepore het, terecht) te ondersteunen, vanuit de geschiedenis van hun eigen recente onafhankelijkheid, nee, dat ging te ver.

Het is opvallend hoezeer Lepore benadrukt, dat de kwestie van de slavernij deel uitmaakt van het constitutieproces van de VS. Het doet me denken aan de stelling die onder het project 1619 van de New York Times ligt, namelijk dat de geschiedenis van de VS begonnen is toen het eerste slavenschip aan de horizon verscheen, in 1619 dus, en niet in 1776, toen de onafhankelijkheid werd uitgeroepen. Er is veel voor te zeggen.

De constitutie werd gepubliceerd als bijlage in de kranten. Er was op dat moment ook een discussie of een land klein moet zijn om democratisch te kunnen zijn of juist groot. Het had te maken met de beïnvloedbaarheid van de publieke opinie, dat was een punt van grote zorg. Uiteindelijk was de uitkomst dat een geïnformeerde en verlichte bevolking de enige garantie op een goed werkende democratie was. Het is nog steeds erg waar en kan niet vaak genoeg gezegd worden.

Stemmen tellen

Er was direct al veel discussie over de vraag wie er mocht stemmen en vooral ook hoe de krachtsverhoudingen tussen de staten mét slaven en de staten zonder slaven geregeld moesten worden. Bij het aansluiten van nieuwe staten bij de Unie was het een kwestie of de slavernij daar dan wel toegestaan was of niet. Het uiteindelijke compromis was: ten noorden en ten oosten van en bepaalde breedte- en lengtegraad mocht het niet, ten zuiden en ten oosten daarvan wel. Kortom: een bevestiging van status quo in de zuidelijke staten. Maar hoe groot mocht hun representatie in het Congres zijn? Dat hing met het bevolkingsaantal samen, maar slavenstaten, hoeveel mensen woonden daar eigenlijk? Ze besloten dat een slaaf voor 3/5 als mens telt en dit is voor Lepore, wederom mijns inziens terecht, de start van de identiteitspolitiek in de VS. Hun representatie door het op deze wijze mee mogen laten tellen van de slaven – wat dus meer stemrecht gaf, niet aan de slaven,  maar aan de staten – is groot. “De stem van de slaaf verslaat de stem van de witte man’, stelden ze in het noorden vast. Het lijkt me eerder, dat de stem van de slavenhouder de stem van de niet-slavenhouder versloeg.

Bij de presidentsverkiezingen in 1826, 50 jaar na de onafhankelijkheid, won ene Jackson. Jackson was een ongeletterde man van het volk.  Lepore noemt zijn beweging ‘populisme’, en definieert dat als het heersen van het aantal. Een discutabele definitie, zo komt me voor. Maar Jackson vond,  dat de meerderheid gewoon de baas was. De ‘aristocraten’, het establishment, maakte zich grote zorgen over deze King of the mob. Waar moet dit heen? Trump was niet de eerste die deze bezorgde vraag opriep.  King of the mob, behoorlijk ongeletterd, en gesteund door ‘het gepeupel’ tegen ‘het establishment’. Jackson werd gesteund door de slavenhouders en was zelf ook behoorlijk racistisch.

Kranten en partijen

Er ontstond in de eerste helft van de 19e eeuw een nationale pers, onder invloed van de telegraaf. Velen verwachtten hier een enorme revolutie van, waarvan de gevolgen niet te over zien zouden zijn: iedereen zou op het zelfde moment dezelfde nieuwsberichten krijgen!

 Racisme en – iets minder – de strijd daartegen bleef een kern van de ontwikkelingen. De oorspronkelijke bevolking  had een eigen staat uitgeroepen, maar zomaar een staat oprichten, op Amerikaanse grond, dat mocht helemaal niet volgens de constitutie, dus ze hadden nergens recht op Dit het niet hún constitutie was, speelde geen rol. Ze waren inmiddels geletterd, spraken Engels, waren christelijk, dus ze zagen zelf geen reden meer om hen anders te behandelen dan de andere Amerikanen. Maar deze dachten daar anders over. Roodhuiden moesten gaan. White supremacy ten voeten uit. Ze moesten zo ongeveer met het geweer op de borst gericht het verkoopcontract tekenen van de grond waar ze een staat hadden ingericht en werden naar het westen gedeporteerd.

Vrouwen werden steeds explicieter uitgesloten van politieke rechten. We kennen het uit de Nederlandse geschiedenis: met dat ze het kiesrecht aan de orde stelden, werd het verboden.  Wel speelden ze een belangrijke rol in de strijd voor afschaffing van de slavernij.

Het partijsysteem ontwikkelde zich verder, het kiessysteem ook. Naast de grote partijen de Whigs en Democraten kwam er ook een vrijheidspartij, sterk voor afschaffing van de slavernij, maar die is niet groot geworden. Er ontstonden processen om te kiezen welke kandidaat de partijen voor het presidentschap stelden en de campagnes daaromheen ontwikkelden zich ook. Daarbij werd al hartelijk gelogen, bijvoorbeeld  een rijke man van goede komaf werd voorgesteld als eenvoudige man van het volk.

Texas en de grondwet

In 1845 wordt Texas door de VS geannexeerd, ten koste van Mexico. Naar aanleiding hiervan ontstaat er strijd over de slavernij hier, niet vanuit de abolitionistische beweging, maar vanuit de discussie over de juridische basis. Worden de bewoners Amerikanen of kan dat alleen als je wit bent? Wordt het een staat waar slavernij is toegestaan Gaat slavernij tegen de grondwet in, en wie mag over deze vraag beslissen? Over dat laatste lopen de meningen sterk uiteen: is het aan het Hooggerechtshof? Mag elke staat het voor zichzelf beslissen? Gaat de president dit vaststellen? Of, wie weet: ‘het volk’ (maar dan zonder de zwarte stemmen). De discussie rond de interpretatie van de Grondwet, ook op dit moment weer hoogst actueel in de VS, vertoont veel gelijkenis met de discussies over de uitleg van de Schrift. Ook in díe tijd wordt deze vergelijking al gemaakt, en vastgesteld dat het net als met de Schrift is: ieder kan eruit halen wat hij wil.

In Kansas-Nebraska werd de zaak uitgevochten, ze gaan elkaar al te lijf. Uiteindelijk komt het voor het hooggerechtshof, en dat beslist dat de constitutie, de zin ‘all men are created equal’ nooit gedacht is door de founders als van toepassing op zwarten. Die zijn inferieur. Dus vrij of niet, die kunnen nooit burger van de VS worden. Lincoln schreef prachtige teksten tegen de redeneringen.

De tijd van de burgeroorlog

Californië kwam als niet-slavenstaat bij de Unie. In ruil daarvoor mochten andere staten die aansluiting zochten zelf bepalen of ze slavenhoudend waren of niet. Dat  was het voorrecht van vrije mensen, zo was de redenering, vrije mensen mogen zelf bepalen of ze slaven houden. In deze periode werden door de zuidelijke staten expliciet racistische theorieën ontwikkeld en werd de suprematie van witte mensen tot expliciet dogma. Gevluchte slaven moesten teruggebracht worden, er ontstond een op ras gebaseerd terreurregime. Ook vrijgeboren zwarten werden opgejaagd en verkocht. In deze periode ontstond de ‘underground railroad’, de georganiseerde vluchtweg voor zwarte mensen naar het noorden.

De burgeroorlog beschrijft Lepore niet in militaire zin,  ze besteedt vooral aandacht aan de botsende ideeën en aan de politieke gevolgen in plaats van aan de botsende legers.  In de Confederate States, de zuidelijke slavenhoudende staten dus, werd de dienstplicht ingevoerd.  Het waren vooral getrouwde soldaten, en hun afwezigheid in de gezinnen leidde tot broodoproeren van de vrouwen. De staatssteun die gegeven werd, vormde de  basis voor een soort van welfare state. De confederatie was expliciet op white supremacy gebaseerd, niet op vrijheid, integendeel. Er stond doodstraf op het uiten van dissidente meningen. 

Lincoln liet in 1862 een Declaration uitbrengen waarin de slaven in het zuiden bevrijd werden, maar die in het noorden en in de grensstaten niet. Dit lijkt vooral een strategische zet in de oorlogsvoering geweest te zijn. In 1864 dan eindelijk bracht hij het 13e amendement, de afschaffing van de slavernij, in. Het werd in het congres verworpen, maar na zijn herverkiezing als president werd het in januari 1865 met tweederde meerderheid aanvaard. Een memorabele dag. En kort daarna werd hij doodgeschoten en als heilige begraven.

Burgers, personen en mensen

Het 14e amendement maakte iedereen burger, maar legde niet vast welke rechten daaraan verbonden waren. Er komt een civil rights wet: ‘iedereen’ krijgt stemrecht, behalve vrouwen. De Confederate States, dus de in de burgeroorlog verslagen zuidelijke staten, moesten een grondwet maken en laten goedkeuren door het congres en dat gebeurde alleen als zwarten ook stemrecht hadden. Ex-militairen uit die staten werden daar juist van uitgesloten.

Ook na beëindiging van de burgeroorlog bleef de vraag of de verslagen staten vrij waren om te bepalen wie burgerrechten kreeg. Na Lincolns dood kwamen er ‘zwarte wetten’,  die zwarten wel rechteloos hielden, maar je mocht ze niet meer kopen of verkopen. De Ku Kux Klan ontstond, als organisatie van witte terreur, voortgekomen uit de milities die eerder de slaven bewaakten. Er werden ook anti-Chinese wetten vastgesteld, met een regelrecht racistische fundering: Aziaten waren nu eenmaal intellectueel inferieur, die kon je niet zomaar burgerrechten geven. Zij konden alleen burger worden als ze volledig assimileerden. Als volk bijeen blijven kon alleen als ‘dependent states’ in reservaten.

In het zuiden werd slavernij vervangen door segregatie, die wettelijk werd vastgelegd. Die werd aan het eind van de 19e eeuw tot aan het hooggerechtshof bestreden, omdat het tegen de grondwet zou zijn, maar het Hooggerechtshof vond van niet: scheiding is geen ongelijkheid, dat maken alleen die zwarten ervan.  Lepore formuleert het scherp: de Confederate States hadden de oorlog verloren, maar de vrede gewonnen.

Zelfs bedrijven gebruikten het 14e amendement om zichzelf (ook ‘personen’, vinden ze) te beschermen tegen belastingen. Directe belastingen waren ongrondwettig namelijk. Er werd keihard optreden tegen stakende arbeiders, feitelijk was dit de tijd van het ongebreidelde en door de staat gesteunde kapitalisme.

Tijdens de burgeroorlog sloten veel westelijke staten zich bij de VS aan, er ontstond een georganiseerde trek naar het westen, de Indianen werden verjaagd. De landbouw in het westen was industrieel: grootscheepse veehouderij, afhankelijk van het door de nationale overheid aangelegde  spoorwegennet. Tegen deze kapitalistische landbouw ontstond een beweging van kleine boeren, Lepore noemt het ‘populistisch’: het is ‘het volk’ tegen de rijken, tegen de zwarten, tegen de staat.. En deze stroming van populisme ‘came to stay’. We herkennen in de huidige VS nog veel van deze elementen, als we ‘rijken’ vervangen door een niet nader gedefinieerde ‘elite’.

Economie en politiek tussen burgeroorlog en WO I

Het was een periode van economische groei, van industrialisatie en ook het socialisme werd een politiek stroming. Republikeinen en Democraten gingen  na beslechting van de burgeroorlog steeds meer op elkaar lijken. En propaganda en beïnvloeding van de publieke opinie werd steeds meer een vak. Een vooraanstaand denker hierover was Walter Lippmann, zijn boeken worden nog steeds uitgegeven, zie ik op Amazon. Hij was bang voor de beïnvloedbaarheid van de massa’s, er moest in zijn visie veel vóór hen gedaan worden, maar niet veel dóór hen. We kennen de leuze van het verlicht absolutisme in Europa. Er werden veel sociale regelingen getroffen, de rol van de overheid groeide. De discussie ver de rol van de overheid is altijd dé discussie geweest in de VS: populisten waren er zoals gezegd tegen, de staat was de vijand, en ‘progressivisten’, zoals mensen als Lippmann genoemd werden, verwachtten er juist veel van. Het presidentschap van Theodor Roosevelt leidde

vooral tot een regulerende staat, ‘om revolutie te voorkomen’. Democraten, vooral vertegenwoordigers van agrarische gebieden, verloren steeds meer de verkiezingen. Inkomstenbelasting vond, via een amendement op constitutie (het 16e amendement), eindelijk ingang.  Maar de discussie of sociale maatregelen van de overheid onconstitutioneel waren verstomde niet. De recentere geschiedenis rond de Affordable Care Act (beter bekend als Obama care) heeft grote verbazing bij mij gewekt, maar blijkt dus een lange geschiedenis te hebben. In de 19e eeuw verwezen de antioverheidsideologen graag naar het sociaal-darwinisme: de staat houdt de zwakkeren in stand, daarmee verzwakt de hele maatschappij;. Tegenstanders van deze redenering brachten hier tegenin, dat de bedoeling van de constitutie niet gelegen was in de invoering van een sociaal-darwinistische politiek.

De Jim Crow wetten werden intussen gelaten zoals ze waren. De oorlogen met Spanje aan het eind van de 19e eeuw,, over Cuba, Porto Rico, Hawaï, Filippijnen waren behalve economisch ook racistisch gekleurd. Ze gingen intern gepaard met een hausse aan lynchings, verscherpte segregatie en een grote trek van zwarten naar het noorden. Wellicht is dit de inspiratie geweest voor het elders hier besproken boek, A Different drummer. Ook Wilson, president na Roosevelt, hield vast aan de rassenongelijkheid. Zijn visie op de geschiedenis was: de burgeroorlog was een strijd tussen staten, niet een strijd om de slavernij. Onder Wilson werd de segregatie ook formeel in het overheidsapparaat in Washington doorgevoerd. De filmbeelden die ik eens op de televisie zag, van de zeer begaafde wiskundige die bij NASA het van datatypiste tot wetenschapper schopte, maar ondertussen wel steeds naar een ver weg gelegen WC ‘voor zwarten’ moest staan me nog goed bij. Wilson dus.

De Eerste Wereldoorlog en het vervolg

De vrouwenbeweging was tegen de oorlog en zeker tegen deelname van de VS eraan. Dit standpunt raakte verknoopt met hun strijd voor vrouwenrechten. Wilson stelde zich eerst tegen de oorlog op, hij kreeg de vrouwenstemmen bij de verkiezingen in die staten waar ze stemrecht hadden en werd daardoor aan de overwinning geholpen. Maar een paar dagen na zijn inauguratie werden Amerikaanse schepen getorpedeerd en ging hij toch de oorlog aan. Hij maakte er een strijd voor democratie van: democratie alleen kan gedijen als er vrede is, daarom is de oorlog gerechtvaardigd. . Anderen wilden alleen het eigenbelang van VS als oorlogsmotief laten gelden. Dit leidde intern tot een heftig debat, en tot een sedition act, met strenge straffen, met name voor pacifistisch gezinde socialisten. Dat zwarten op pad gestuurd werden om gewapenderhand de democratie te verdedigen waar ze geen rol in speelden had iets cynisch. Er zijn voorbeelden van lynchpartijen van terugkerende soldaten, sommigen nog in uniform.

In de nasleep van deze wereldoorlog kregen de VS het leiderschap in de wereld. Europa lag aan puin. Het 14-puntenplan van Wilson,  geconcipieerd door de al genoemde Lippmann, speelde in de periode na de oorlog een belangrijke rol. Wilson voerde hoogst persoonlijk de onderhandelingen, voor staatshoofden heel ongebruikelijk. Vervolgens kreeg hij in de VS het verdrag van Versailles en de Volkenbond niet aangenomen in de senaat. Kort daarna kreeg hij een beroerte en bleef vijf maanden uit zicht. Tijdens de onderhandelingen leed hij aan de Spaanse griep, en wellicht was dit de nasleep ervan. (Zie ook betreffende passages in het boek van Laura Spinney over de Spaanse griep.) Zijn punt van zelfbeschikkingsrecht voor naties werd echter door allerlei volken opgenomen. Lepore noemt het resultaat ‘balkanisering van Europa’: er ontstonden allemaal nieuwe landen/naties. Ik vind het een goede term, zeker wetende wat het in Midden-Europa allemaal heeft teweeggebracht: veel nationalistische bewegingen in een regio waar juist allerlei volken en bevolkingsgroepen door elkaar woonden en leefden. Enorme, ook vaak gedwongen volksverhuizingen hebben in de periode daarna plaatsgevonden, met alle sociale en culturele ontworteling die daarbij hoort.

Steeds maar, toen als nu,  was er discussie over de aard van de constitutie, alsof het de bijbel is: is hij letterlijk te nemen, of kan zij zich ontwikkelen? Het lijkt op de strijd tussen fundamentalisten en aanhangers van darwinisme. De meest recente benoeming van een lid van het Supreme Court leidde ook tot een statement van de kandidaat in deze discussie: zij was van de letterlijke interpretatie en de onveranderlijkheid van de bewoordingen van de constitutie.

Er werd ook een proces gevoerd naar aanleiding van de evolutietheorie: mag die op school onderwezen worden? Telt ‘meningsvrijheid’ zwaarder dan feitelijkheid?  De al genoemde Lippman maakte zich zorgen: gaat de meerderheid beslissen wat waar is? Een bezorgde vraag die nog even actueel is als toen hij hem opwierp.

De twintiger jaren waren jaren van economische bloei, maar ook van een isolationistische buitenlandse politiek,  import- en exporttarieven, en toenemend racisme en xenofobie: Zuid-Europeanen waren niet oké, Aziaten ook niet, alleen de heel witte Noord-Europeanen. Zo blijkt Trumps voorkeur voor Noren als immigranten in een oude traditie te staan.

De New Deal: blijvende segregatie

In het kielzog van de economische crisis van 1929 ontstond rond Roosevelts New Deal politiek

een nieuwe coalitie van blue collar workers, zuidelijke boeren, minderheden, liberale intellectuelen en zelfs een deel van de industriëlen. Een nieuwe Democratische Partij was ontstaan. ‘Liberalisme’ kwam te staan voor ondersteuning van die New Deal orde. In de VS betekende het dus niet het Europese liberalisme van ‘laisssez faire’, maar juist een positie voor een grotere van de federale overheid.  En zo is het nog steeds.

Maar ondanks het steeds breder wordende draagvlak voor staatsingrijpen zoals in de New Deal vorm kreeg, bleef een nationale gezondheidszorg als communisme gezien worden, net als bijstand en directe belastingen. Maar er kwam wel een soort van AOW.

Zwarten waren van veel New Deal regelingen uitgesloten. ‘Jim Crow defined the New Deal’, stelt Lepore vast. Maar 4% van de zwarten had op dat moment stemrecht, er waren veel ontmoedigende maatregelen rond de stembusgang, ook toen.  Lynchings waren nog steeds en weer aan de orde van de dag en de New Deal wetten waren gesegregeerd. Antilynchingswetgeving werd door zuidelijke Democraten gefillibusterd.

Regulering van het wapenbezit en van het (openlijk) dragen ervan was volstrekt oncontroversieel. Ook de NRA (club voor sportschutters) was ervoor. Wapens waren voor militairen en voor milities, die dienden als bescherming van de staat. De huidige stand van zaken rond het wapenbezit is daarmee tot mijn verrassing niet een voortzetting, maar een breuk met het verleden.

FDR ging de strijd aan met Hooggerechtshof, die veel New Deal wetten tegenhielden. De kern van de discussie was weer: kan de grondwet zich ontwikkelen, of niet? Na dreigementen van FDR tot ‘packing the courts’ draaiden ze bij.

Lepore besteedt veel aandacht aan de rol die de radio heeft op de meningsvorming van de Amerikanen en een afnemend onderscheid tussen waarheid en leugen. President Hoover liet een wet opstellen over de radio, een ‘constitutie voor de ether’, waarin het uitgangspunt was, dat het om een publieke voorziening ging, die het publiek belang moest dienen. Het verplichtte de radiozenders om ‘evenwichtig te berichten’. Ook was het, met het oog op handhaving van de diversiteit, aan kranten verboden om ook radiokanalen te beginnen.

Orson Wells illustreerde de betekenis van de radio met een uitzending, waarin berichten doorkwamen over een invasie van aliens van Mars. Er ontstond paniek onder bevolking en zo, stelt Lepore vast, merkten de Amerikanen dat onderscheid tussen waarheid en leugen geen besef meer was.

Ik wil het belang van massamedia niet onderschatten, maar ik ben er wel van overtuigd dat het onderscheid tussen leugen en waarheid in elke tijd weer op eigen wijze aan de orde is. Er zijn echt ook vóór de radio, veel periodes geweest waarin de meest wilde geruchten geloofd werden. En wat te denken van de heksenvervolgingen? Wisten ze toen wel waarheid en leugen van elkaar te onderscheiden?

De Tweede Wereldoorlog

Deelname aan de Europese oorlog was in de VS bepaald niet vanzelfsprekend. Bij de verkiezingen in 1940 ging FDR op voor zijn 3e termijn, de tegenkandidaat Wilkie werd door zijn campagneteam aangeraden tegen oorlogsdeelname te zijn, om zich te profileren, maar dat wilde hij niet. Hij verloor liever de verkiezingen. En zo geschiedde.

Churchill maakte FDR het hof, zo beschrijft Churchill zelf zijn benadering van Roosevelt: hij probeerde uit alle macht Roosevelt tot actieve deelname te bewegen, maar die moest met veel intern verzet rekening houden. Hij kreeg wel het zogenoemde ‘lend-lease’ contract erdoor, een verkapte  ondersteuning van de Britse oorlogsindustrie.  

Na de aanval op Pearl Harbour in 1941 volgde dan toch de oorlogsverklaring aan Japan. Er was nog discussie over al dan niet de oorlog verklaren aan Duitsland, maar Duitsland bespaarde de VS het besluit en deed het zelf al.

De oorlog zette veel op zijn kop: naast de al bestaande dienstplicht werd ook de industrie en de landbouw ‘gemobiliseerd’. De inspanningen leidden tot grote groei van overheidsuitgaven en tot belastingverhoging. Maar, zo wist men wel: de echte strijd is die om de publieke opinie. Er werd een Bureau voor Feiten en Cijfers ingericht, maar dat was niet genoeg vond Roosevelt. Die wilde propaganda, en het Bureau voor Feiten en Cijfers werd het Bureau voor Oorlogsinformatie.

De internering van Amerikaanse burgers van Japanse afstamming riep veel discussie op. Het ging immers om Amerikaanse burgers. Het leger was gesegregeerd, witte en zwarte eenheden, maar onder druk van zwarte protesten verbood Roosevelt segregatie in de oorlogsindustrie. Er kwam ook een voorstel om zwarte soldaten in ieder geval stemrecht te geven. De segregatie riep sowieso permanent verzet op, er waren vaak voorbeelden van mensen die weigerden in het openbaar vervoer hun zitplaats af te staan aan een blanke. Rosa Parks was niet de eerste.

In 1944 stelde Roosevelt een tweede Bill of Rights voor: recht op werk en inkomen, op onderdak, gezondheidszorg, onderwijs. Conservatisme werd steeds meer kritiek op dit ‘statisme’ en tegen inkomstenbelasting. Een rol voor de staat werd ‘slavernij’ genoemd, en voor blanken kennelijk daarom ongeschikt bevonden.

De Amerikanen in Duitsland zagen wel de concentratiekampen, en waren geschokt, maar niet de vernietigingskampen. Die waren bevrijd door de Russen of vernietigd en verstopt door de Duitsers. De massamoord op de Joden bleef in de VS lang relatief onbekend.

In april 1944 stierf Roosevelt en werd hij opgevolgd door de politiek onervaren Truman. Lepore lijkt het aan deze onervarenheid te wijten dat hij ondanks protesten van o.a.  wetenschappers besloot tot het inzetten van de atoombom tegen Japan.

Na de oorlog nam de VS een leidende rol op zich in het internationale veld, en dat was na een periode van isolationisme een grote stap.

De vijftiger jaren

De jaren na de oorlog waren overal jaren van snelle  economische ontwikkeling, ook in de VS. De algemene Bill of Rights die Roosevelt voor ogen stond kwam er niet, maar hij regelde nog wel een GI Bill of Rights, feitelijk een verzorgingsstaat voor veteranen. Dit bleek ook een belangrijke economische motor, ze gingen huizen kopen, studeren, et cetera. Maar bestaande ongelijkheden werden er juist door versterkt: de GI-voordelen golden niet voor vrouwen, zwarten en homo’s. Zwarten kregen heel moeilijk een hypotheek, er werden buurten verboden voor zwarte bewoners verklaard, dit alles leidde tot het ontstaan van de bekende zwarte ghetto’s.

De consumptiemaatschappij leidde ook tot een veranderende rol van vrouwen: ze werden úit de oorlogsindustrie weer naar huis gestuurd, uitgesloten van hoger onderwijs en van politieke rechten.

Truman was minder blind voor racisme en segregatie dan Roosevelt. Hij was vóór een rol van de overheid bij bescherming van zwarten en vóór een nationale gezondheidsverzekering. Hij vond de gezondheid van kinderen net als onderwijs een publiek belang en een publieke verantwoordelijkheid. Maar er kwam een massale campagne tegen op gang, van artsen, gesteund door reclameprofessionals.

Truman was niet populair en hij ging de verkiezingen in met de belofte van een nationale gezondheidszorg. Tegen alle polls in won hij. Hij kwam inderdaad met een wetsvoorstel gezondheidszorg, de campagne hiertegen kwam ook weer op gang, en nu werd door de reclamemensen vooral benadrukt dat de inzet ‘vrijheid’ was: gezondheidszorg van staatswege was een inbreuk op de vrijheid.  Het werkte, en het  werkt nog steeds.

De Koude Oorlog leidde ertoe, dat er feitelijk geen vredeseconomie ontstond, maar juist een enorme bewapening. In een paar jaar tijd verdriedubbelden de wapenuitgaven. Het zuiden van de VS profiteerde  er het meest van en raakte eindelijk uit de malaise.

McCarthy begon met jacht op homo’s in overheidsdienst, daarna waren de  communisten en de intellectuelen aan de beurt. Zijn jacht op on-Amerikaanse activiteiten verwerd tot een complete samenzweringstheorie en leidde een lange golf van Amerikaans conservatisme in. Ex-fascisten, ex-Russen, ex-communisten vonden elkaar, ze verbonden hun strijd met de strijd tegen een nationale gezondheidszorg.

Televisie werd belangrijk en net als bij de start van de radio was het aanleiding voor wetgeving: een . Fair Communication Code vereiste evenwichtigheid, een ‘redelijke balans tussen verschillende opinies’.  Je vraagt je af waarom dit bij de volgende golf van nieuwe communicatiemiddelen, internet dus, niet is gebeurd.

Lepore typeert de 50-er jaren als  “a national security state where dissent was declared anti-American and where political campaigns were run by advertising firms.” De Republikeinse partij werd rechtser, onder invloed van de suburbs, de  Democraten werd linkser onder invloed van burgerrechtenbeweging. Lezers en luisteraars wilden bevestiging van eigen hun mening, dat is niks nieuws, en het werd moeilijk om waarheid van leugen te onderscheiden.

Pas in 1954 werd de segregatie ongrondwettig verklaard. Het Supreme Court had de kwestie eerder niet op willen pakken, vond het een zaak van politiek. maar de politiek deed niks en een nieuw lid van het Supreme Court deed de balans de andere kant opslaan.  

Zelfs niet alle zwarten waren blij. Die waren juist bezig om gelijk loon voor zwarte leraren te realiseren, en beter onderwijs op zwarte scholen. Waar de segregatie werd opgeheven,  werden zwarte leraren vaak ontslagen. Er waren veel incidenten met weigerachtige scholen. Die gingen liever dicht dan zwarte kinderen toelaten.

Ook buiten het onderwijs deden zich veel incidenten voor, en het eerste waar de pers belangstelling voor toonde was dat rond Rosa Parks. Martin Luther King komt op, de protestbeweging tegen de segregatie is ook een christelijk reveil.

Politieke polarisering

En zo komen we steeds dichterbij onze huidje werkelijkheid. Een studie uit 1960 liet zien, dat de politieke elite wél samenhangende opvattingen had, een ideologie, maar de massa niet. Conservatief versus liberaal: het zei hun niks. Maar ongeveer 1970 sloeg het om, de ongelijkheid groeide en de politieke tegenstellingen groeiden mee. En nu, dat wil zeggen in 2018, het jaar waarin dit boek verschijnt, stelt Lepore dat ze net zo heftig zijn als  tijdens de Burgeroorlog. Dat is geen geruststellend statement, en het is nu, vier jaar later, door nog niets geloochenstraft.

Toen Kennedy nipt van Nixon won, zei Nixon dat de verkiezingen gestolen waren: er was gefraudeerd! Ook op dat punt bestaat er kennelijk al een langere traditie.

De strijd om rassengelijkheid verhevigde, de blanke reactie werd gewelddadiger. Freedom riders, bussen met geweldloze studenten die de segregatie waar het zich voordeed wilden aanpakken werden hard aangevallen. In deze context van gewelddadigheid en geweldloos verzet hield King zijn grote ‘I have a dream’ rede. Drie maanden later was Kennedy dood, en vijf jaar later King.

De Vietnamoorlog verdeelde het land tot op het bot. Lynden B. Johnson wilde de top ‘liberal’ van de VS zijn, we weten inmiddels dat dit staat voor een progressief sociaal beleid, en hij had als senator daar al een sterke achtergrond in. Hij zette armoede weer op de agenda en kon in het begin, door de democratische meerderheid in het congres, veel bereiken. Maar de Vietnamoorlog, en de daaruit voortvloeiende behoefte aan veel geld voor de oorlogsvoering ondergroef dit sociaal programma.  

Progressieve belasting was een no go area en het woord ‘welfare’ was, net als het woord ‘ongelijkheid’,  in de PR verboden. De belastingverhoging waartoe de Vietnamoorlog hem dwong leidde uiteindelijk tot de verkiezing van Nixon.

De Democraten waren verdeeld over de rassenkwestie. LBJ joeg de Voting Rights Act er nog door, maar ook de  Law Enforcement Assistance Act, die leidde tot versterking en militarisering van de politie. Gevolg was een grote groei van het aantal arrestaties, vooral van zwarten en latino’s. De politie nam feitelijk het buurtwerk over, en in plaats van woningen werden gevangenissen gebouwd. De zwarten radicaliseerden ook: Black Power!

In zijn inauguratierede was de stelling  van Nixon:  alles wat eerdere regeringen fout deden was omdat het volk teveel van de staat was gaan verwachten. Ze moesten voor zichzelf gaan zorgen. Het paradigma werd ‘individu versus overheid’.

De strijd voor keuzevrijheid van vrouwen

Nog een kwestie waar de VS weer helemaal terug naar af willen: baas in eigen buik of niet. De tegenstellingen hierover liepen aanvankelijk helemaal niet naar partijlijnen, net als de regulering van het wapenbezit. Abortus bijvoorbeeld  was eerst een onderdeel van de Planned parenthood beweging, die ook zeer gesteund werd door Republikeinen, ook christelijke  republikeinen.

Maar er werd bewust besloten tot een ideologische oorlog, en de motto’s waren: abortus = moord, wapenbezit = vrijheid.

Er was veel strijd binnen de GOP over feminisme en abortusrecht. Nixon bijvoorbeeld , aanvankelijk liberaal in abortus, was opeens uit opportunisme tegen. Reagan won de nominatie, en in het vervolg daarop stonden veel medestanders van vrouwen opeens aan de andere kant.

De rechtse overname van de GOP werd mede mogelijk gemaakt door technologische vooruitgang: hun snelle adoptie van ICT-middelen leidde niet tot nieuwe ideeën, maar verschafte nieuwe middelen voor marketing en campagnevoeren. Ze verklaarden de  zogenoemde Main Stream Media al tot vijanden. De polling industry explodeerde, dat versterkte de polarisatie ook. De verrechtsing van de GOP is volgens Lepore niet veroorzaakt door het overstappen van zuidelijke Democraten naar de GOP, maar door de politisering van het abortusdebat. Voor- en tegenstanders werden uit de respectieve partijen weggezuiverd.

Twee kampen

Reagan had het Nixon-motto volk versus regering overgenomen. ‘De overheid is niet de oplossing, maar het probleem.’ Kern van zijn programma was de New Deal om zeep helpen en ontmantelen.

Hij was ook zeer bewust uit op benoeming van witte / Republikeinse rechters. ‘Originalism’ werd grondslag om besluiten van het Supreme Court te betwisten, bijvoorbeeld  de redenering dat er ‘ancient roots’ waren voor antihomoseksuele wetten. De conservatiefste der conservatieven werd als lid van het Supreme Court voorgesteld en met zijn benoeming was de niet-politieke benoeming van SC-leden ten einde. Deze politisering van het SC maakte de conflicten onoplosbaar, alles werd gepolitiseerd. De twee kampen haatten elkaar. De hate speech codes op de universiteiten versterkten de conflicten en werden ook vooral tegen zwarten gebruikt die over racisme wilden praten. Bill en Hillary Clinton  werden representant van alles wat er te haten viel.

Bij de Democraten, lange tijd de partij van de blue collar workers,  gingen de intellectuelen overheersen, de klasse van kenniswerkers. Maar die hadden weinig oog voor de beschermende rol van de staat en koesterden een individualiserend maatschappijbeeld, in plaats van zicht op structuren. Bijvoorbeeld  het beeld dat racisme een vooroordeel is, niet iets structureels. In 1972 stelde de Democratische Partij quota in voor delegaties naar partijcongres, voor vrouwen, zwarten, minderheden et cetera, maar niet voor blue collar workers en vakbondsmensen. Rijke professionals namen de partij feitelijk over. Clinton en Gore hadden het over nieuw liberalisme, en stelden tegenover het ‘new deal liberalisme’, waarmee ze feitelijk de verzorgingsstaat bedoelen. De ondersteuning voor gezinnen werd afgeschaft, alle welzijnsregelingen gingen naar de staten.

Identiteitspolitiek is zo oud als de VS, de grondwet deed het al, door vast te leggen dat een slaaf voor 3/5 mens was. In 20e eeuw ontstond een nieuwe identiteitspolitiek, van zwarten, homo’s en vooral feministen. Natives roerden zich ook,  maar dan als ‘speciaal onderdrukt’. In plaats van solidariteit over de verschillen heen kwam de nadruk op het zelf te liggen. Rechts deed dit ook, maar noemde het geen identiteitspolitiek: de NRA bijvoorbeeld  dreef op ressentiment van witte mensen. En overal ontstond een cultuur van veroordeling en verontwaardiging. De grote verrijking van dot.com-mensen en hedgefunds, met neergang van de middenklasse, leidde tot het ontstaan van anti-elitisme en complottheorieën. De linkse liefde voor het open debat verdween: niet de bescherming van free speech stond centraal,  maar de onderdrukking van hate speech.

Rechts pakte de pers aan. De Fairness Doctrine, de plicht om evenwichtig te berichten, werd afgeschaft, het unverfroren liegen kon beginnen. De afstandsbediening leidde tot het formuleren van sound bites: je hebt maar 15 seconden om de aandacht te trekken of vast te houden. Media werden partijdig, neutrale politieke voorlichting van de  Main Stream Media werd als ‘liberal’ benoemd. In het Congres kwam het democratisch overleg ook tot stilstand.

Bij de verkiezingen van 2000 was het verschil heel klein. Terwijl de hertelling nog  gaande was, verklaarde het Supreme Court Bush tot winnaar. De politisering ervan was definitief.

Amerika valt uiteen

De gebeurtenissen van 11/9 hebben diep ingegrepen, dit is geen nieuw inzicht. Bush verklaarde de  war on terrorism, er werd veel gesproken over een clash of civilisations. Er klonken allerlei stemmen die feitelijk nieuwe kruistochten eisen: val de landen in, vermoord hun leiders, bekeer ze tot het christendom. En ook het idee dat het een samenzwering vanuit de regering is, om martial law af te kondigen, werd al rondgebazuind.

Tussen 2001 en 2016 ontstonden talloze nieuwe ‘nieuwsbronnen’: Facebook, Youtube, Twitter, Iphone. Russen creëerden talloze fake Twitter- en Facebookaccounts, waarbij de trollen zich voordeden als Amerikanen. Gingrich maakte er werk van om internet buiten alle overheidsregulering te houden. Clinton tekende de wet en dit is een vreselijke nalatenschap van zijn presidentschap. Hij hief feitelijk alle anti-monopolistische wetten uit de new deal periode op,

Obama’s verkiezing was historisch, maar hij erfde een democratie in wanorde. Twee verre oorlogen, een economische crisis, twee holle partijen (hard van buiten, leeg van binnen). Nog maar 20% van de  burgers had vertrouwen in de regering of de pers. De conservatieve aanvallen hadden gewerkt: Obama liep op glasscherven.

De Amerikaanse geschiedenis werd een wond die bloedde en waarheid verdween als begrip. Tussen 11/9 en Trumps verkiezing was VS verdwaald in de rook. Het partijsysteem, de pers en de drie machten stortten in.

Tot slot

De rest van het boek gaat over de zeer recente geschiedenis, en dat laat ik als nog wel bekend hier verder achterwege. Het geheel was voor mij een leerzame leeservaring. Zij laat heel duidelijk de continuïteit in de Amerikaanse geschiedenis zien, waarmee de nu gaande teloorgang van de democratie aldaar zowel scherper naar voren komt als begrijpelijker wordt. Ook het accent dat ze legt op identiteitspolitiek, niet als iets wat een nieuw fenomeen is, maar deel uitmaakt van de grondslag van deze staat,  vond ik verhelderend. Racisme en seksisme zijn geen zijlijnen in de geschiedenis geweest, maar constituerend voor de grondslag van het land en voor belangrijke breuklijnen in deze geschiedenis.

Plaats een reactie

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en Google Privacy Policy en Servicevoorwaarden toepassen.

De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.