Caroline de Gruyter, Beter wordt het niet. Een reis door het Habsburgse Rijk en de Europese Unie. Amsterdam, 2021
November 2021
Op de voorkant staat een aanbeveling van Geert Mak: ‘Zo schrijf je geschiedenis.’ Wel, dit boek is veel, maar het is niet zoals je geschiedenis moet schrijven. De Gruyter is journalist en het boek is eerder een lange column over de EU, je zou er ook een reeks interviews en/of artikelen van kunnen maken, maar het is geen geschiedenisboek. Het is wel een prikkelende stelling, en deze wordt overtuigend onderbouwd: het Habsburgse rijk was een voorbeeld van hoe je met veel gesjacher en met veel compromissen, toegeven aan deelbelangen zonder de grote samenhang te verliezen, juist om die te bewaren, is het model dat in Europa gewerkt heeft en in de EU op dit moment eigenlijk nog steeds werkt. Feitelijk zou je op de EU ook de leus kunnen plakken van de verlichte despotie: alles voor het volk, niets door het volk. Beide statements zijn te relativeren, het volk in de EU bijvoorbeeld is een afgeleide van de bedrijven waar het werkzaam is, als je alles voor de bedrijven doet, dan doen die bedrijven wat voor het volk, zo lijkt de redenering. Niets door het volk is ook relatief: er is wel een Europees parlement, hier wordt de stem van het volk enigszins naar voren gebracht, maar het is een tamelijk machteloos instrument.
Toch is de parallel met het Habsburgse rijk opvallend. Er was een centraal staatsapparaat als paraplu boven veel regionale regeringsvormen, met dit grote verschil, dat het Habsburgse staatsapparaat ook uitvoerende diensten had, ze déden wat. In Brussel werken ze wel hard, maar het is vooral beleidsvoorbereiding. De uitvoering ligt altijd elders. Het is wellicht ook daarom dat iedereen denkt dat Europa ‘bureaucratisch’ is, ze stellen regels op of werken die uit, maar de lidstaten stellen ze vast.
Maria Theresia komt naar voren als effectief bestuurder, die veel op poten wist te zetten en het rijk echt anders achterliet dan dat ze het aantrof. De ‘veelvolkerij’ was vanzelfsprekend, en grenzen waren zacht. Wellicht is dit een deel van de verklaring voor het feit, dat het in één klap, na één pistoolschot feitelijk, van het wereldtoneel kon verdwijnen.
Het was ook de tijd vóór het kleinstatelijk nationalisme, het nationalisme dat eind 19e, vooral begin 20e eeuw, opgang deed. Met name in Midden-Europa is er toen heel veel gesleept met mensen, om ze bij de groep waar ze bij ‘hoorden’ te laten wonen, we zouden het nu etnische zuiveringen noemen, maar toen was het positief bedoeld: wat verspreid geraakt is bij elkaar brengen, en iedereen bij de mensen waar hij bij hoort. Taal en etniciteit (van dat laatste kan ik steeds maar niet echt begrijpen wat het eigenlijk is) werden als constituerend voor een volk gezien, en elk volk kreeg het recht over zichzelf te beschikken, en een nationaal ‘tehuis’ te hebben. Vaak liep dat uit op weggejaagd worden waar je niet hoorde.
In Midden-Europa is, zo wijst De Gruyter ons, het nationalisme echt van heel andere aard dan in West- en Zuid-Europa. Het zijn beknelde staten geweest, eerst in het Habsburgse rijk, alhoewel daar de mate van beknelling nogal meeviel, en daarna door de USSR, en dat viel zeker niet mee. Door hen wordt de Europese Unie beleefd als regelrechte opvolger van de Sovjet Unie. Dat is tamelijk onbegrijpelijk, want de Sovjet Unie kleedde hen uit, en de Europese Unie kleedt het aan. Toch is het belangrijk te beseffen, dat dit een goed deel van het anti-Europese-Unie-sentiment dat door hun leiders wordt gekweekt voedingsbodem vindt. Een macht ver weg, die meent over ons te kunnen beslissen: schande!
Het Habsburgse rijk liet veel lokale regelingen toe, in uitruil voor ‘erbij blijven horen’. Met name Hongarije heeft op dit punt veel gedaan gekregen, en feitelijk ‘boven zijn macht gewerkt’. De Gruyter ziet een tamelijk rechte lijn van die positie naar de positie van Orbán nu.
Het beeld van de EU als een verzameling van landen die ertoe veroordeeld zijn ‘voort te modderen’, beter wordt het niet immers, vond ik geen vrolijk beeld. Het is ook niet bedoeld om mij vrolijk te maken, maar ik denk echt dat het niet gaat lukken met Europa als er niet een gevoel van saamhorigheid, van bij elkaar horen, ontstaat. Het zou een schild zijn tegen het plotseling uit elkaar vallen zoals het Habsburgse Rijk dat deed. En onze leiders zouden zo’n beeld van Europa als samenhangend geheel kunnen uitstralen. Ze doen het omgekeerde, en ik geloof oprecht niet in een unie waar dit gevoel van saamhorigheid, het gevoel dat je iets gemeenschappelijks hebt dat het verdedigen waard is, houdbaar is. En als we uit elkaar vallen, gaan we weer oorlog voeren.
Het deel van het boek dat de lotgevallen van allerlei Habsburgers in het Europa na 1918 beschrijft, vooral door interviews met nazaten ervan, is wel leuk, je beseft vooral hoe kortgeleden alles nog maar is, maar verder kon het mij niet veel schelen. Maar het besef dat het allemaal nog maar kortgeleden is, dat is wel veelzeggend. Die doorgaande lijn in de ‘nationale’ geschiedenissen van de landen vind ik wel heel intrigerend. Haroon Sheikh had daar een idee over, het idee dat landen een ‘ziel’ hebben. Ik geloof niet dat hij dit woord gebruikte, maar het deed me eraan denken. En die ‘ziel’ van een land, die blijft, wat er ook gebeurt.
Europa heeft ook een ‘ziel’. Die zit deels ook in de veelstaterij en het multilateralisme. Ik denk dat je dat er echt nooit uitkrijgt, maar dat hoeft ook helemaal niet. Het subsidiariteitsbeginsel, dat zou, voor elk land en elke plaats en elke regeling, weer eens goed opnieuw doordacht moeten worden, in ieder geval door mij (anderen hebben dat wellicht al gedaan). Het wantrouwen tegen alles en iedereen die ‘boven ons gesteld is’, zou vervangen moeten worden door vertrouwen gecombineerd met toezicht en verantwoording. Principieel wantrouwen is echt de dood in de pot.
Ik dwaal af. Ik vond het een goed leesbaar, maar bijwijlen voor een historicus toch een wat te journalistiek boek.