Nicolien Mizee, De porseleinkast. Faxen aan Ger 2. Van Oorschot, 2019
Het eerste deel van de reeks Faxen aan Ger las ik in augustus 2021, dit dus een half jaar later. Ik vond dat half jaar respijt ook wel nodig. Je moet een leven waar iemand jaren over doet niet in een paar dagen tot je zien te nemen. Het heeft ook met de intensiteit van de tekst en de stijl te maken, zo komt me voor, de pogingen om steeds maar weer en steeds weer op andere wijze te formuleren wie ze is, hoe ze is, waarom ze zo is en dat ze echt niet anders gaat worden, maken het haast spannend, en ik – helaas – herken mezelf ook in een aantal dingen. Ik zeg ‘helaas’ omdat ik niet zo van herkenning houd als grond voor erkenning, bevreemding lijkt me een steviger basis, maar ook omdat het dan gaat om dingen waarop ik niet op mijn best ben of om dingen die ik liever eerder erkend had dan nu ik het bij een ander lees.
Het zegt wellicht voldoende over het boek, de boeken, dat het deze bespiegelingen in me oproept. Het eerste deel is vooral een acceptatie van haar arbeidsongeschiktheid, of beter een gevecht voor acceptatie door anderen van haar arbeidsongeschiktheid. Voor mij stond in dit tweede boek het gevecht met de moeder centraal, en de opluchting die zich van haar en mij meester maakte toen ze die moeder niet meer aan wilde horen, waarbij ze dan eerst nog de vraag stelde: ‘wil je voor één keer naar me luisteren?’ Dat behoorde niet tot de mogelijkheden bij deze haar moeder, maar was aanleiding voor een hysterische uitbarsting, en het ‘ik wil dit niet meer horen’ van Mizee deed de deur dicht. Waarop deze opgelucht weer verder kon met haar eigen leven.
Ik heb niet veel van de discussies over dit en deze boeken gevolgd, maar toen ik het plaatje van bol.com roofde, las ik dat iedereen toch wel begreep dat deze vreselijke moeder een fantasiefiguur was (ik begreep dat niet alleen niet, ik denk ook dat het niet waar is; als het wel zo is heb ik van het hele boek niks begrepen) en een ander schreef dat zelfreflectie een betere reactie was geweest dan processen aandoen. Processen? Het is toch niet verboden iemands gedrag te beschrijven, ook als de beschrevene dan vindt dat ze er niet zo mooi opstaat? In ieder geval, dat déze figuur niet tot zelfreflectie in staat is, spreekt voor zich.
Ik vond het onthutsend weer eens te merken hoezeer kinderen loyaal aan hun ouders blijven, ook als dat niet goed voor hen is. Ook hoe karaktervormend die eenzijdige loyaliteit kan zijn. Het is een troostrijke gedachte dat iemands persoonlijkheid daarmee nooit uitgeput is. Er is van Nicolien Mizee beslist meer over dan wat haar ouders van haar gemaakt hebben. Een harde kern, het besef een unieke lens op de wereld te zijn, met bovendien de drang om te formuleren wat zij door deze unieke lens ziet. Een unieke lens zijn we allemaal, maar alleen Mizee is zó in staat te beschrijven, of moet ik zeggen ‘formuleren’, het gaat steeds om het formuleren, dus om de woorden waarin dit beschrijven plaatsvindt, wat zij ziet en ervaart. Nergens is er de pretentie dat het meer is dan haar waarheid. Dat maakt het niet minder, maar juist meer waar. Daarom zijn deze faxen aan Ger bijzondere boeken.
De Ger en haar fascinatie voor hem leidt bij mij nergens toe, niet tot begrip ervan bijvoorbeeld, maar de beschrijvingen van wat ze fascinerend vindt zijn dan wel weer fascinerend. En het is vast fijn een ‘lief dagboek’ te hebben zonder dat je steeds in het zelfde schriftje verder hoeft te schrijven. Je hebt de vorige dag gewoon op de fax verstuurd. De weg van faxen naar boek blijft geheim.
De grote opluchting na het korte gesprek met de moeder, de vaststelling ‘ik wil dit niet meer horen’ en het eigenlijk snel optredend herstel daarna, nu de moeder geen innerlijke vijand meer is, is een mooi punt achter dit boek.