Lion Feuchtwanger, Die Geschwister Oppermann. Amsterdam, 19331
Lion Feuchtwanger publiceerde dit boek in 1933, het jaar waarin Hitler rijkskanselier werd. Uit het verhaal blijkt, dat hij heel goed begreep wat er gebeurde en – hij was zelf Jood – dat hij zich geen enkele illusies maakte over het lot van de Joden.
Het gaat over de drie broers en een zuster uit het gezin Oppermann en de zeer uiteenlopende wijze waarop zij reageren op de zorgwekkende ontwikkelingen.
Zij zijn gevieren erfgenaam van de succesvolle meubelzaak – fabriek én winkels – van hun vader. De redelijk goede en zeer betaalbare meubels vinden in het Duitsland van na de economische crisis goede afzet. Het feitelijk beheer wordt door broer Martin gedaan, broer Gustav is meer met zichzelf, zijn relaties met vrouwen en zijn Lessing-biografie bezig, een andere broer is chirurg en heeft een vernieuwende operatie ontwikkeld voor een bepaalde keelziekte, een operatie die zijn naam krijgt, en de zuster tenslotte is getrouwd met een Britse staatsburger.
De machtsovername van Hitler gaat gepaard met een steeds brutaler optreden van SA-mensen op straat, van fascisten en meelopers en van iedereen die zijn kans schoon ziet om Joden te ontslaan, te beschimpen of te bestelen. Martin moet het bedrijf voor een prik overdoen aan een kleine Duitse concurrent. Zijn zoon moet zijn opstel over humanisme voor zichzelf houden, zijn tekst over een Germaanse strijder tegen de Romeinen herzien en zijn excuses aanbieden voor een formulering die daar oorspronkelijk in stond. De toenemende benauwenis op de middelbare school van deze zoon, de druk op Joden en antifascistisch gezinde leraren wordt van incident naar incident sterker en brutaler. Het is een bijzondere leeservaring om steeds te beseffen dat dit niet achteraf, maar op het moment dat deze dingen gebeurden opgeschreven is. De radeloosheid van vader Martin en zoon Berthold, die niet weten hoe ze meer Duits kunnen zijn dan ze zijn en ook niet weten hoe ze zich kunnen verzetten tegen wat hen overkomt, is voelbaar. De vader schikt in, de zoon niet, met vernietigende gevolgen. Ook de argeloosheid en het ongeloof van broer Gustav, die geheel in de Duitse literaire cultuur is leeft, is treffend, net als die van de chirurg die zeker weet dat zijn reputatie hem beschermen zal.
Gustav krijgt tijdens een buitenlands verblijf bezoek van net gevluchte Duitser, die hem verslag doet van de gebeurtenissen in het beginnende Duitse verzet. Hij gelooft zijn oren niet, wil het checken en gaat naar Duitsland. De check eindigt in een concentratiekamp – op dat moment nog geen vernietigingskampen. De chirurg wordt ontslagen, de zuster gaat naar het buitenland, die Geschwister Oppermann zien ieder op eigen wijze hun leven en hun familie instorten. Het is niet met een zucht van opluchting dat ik dit beklemmende boek dichtsloeg.
Feuchtwanger wordt door de nazi’s al gauw tot staatsvijand verklaard. Hij moet het land verlaten, het boek wordt in het eerste jaar al in veel andere landen vertaald en uitgebracht, waarbij overigens de titel veranderd moet worden, omdat een echt bestaande Oppermann niet met zo’n boek geassocieerd wil worden en een proces aanspant. In Nederland wordt het, ook al in 1933, door Querido uitgegeven. Feuchtwanger vlucht naar Frankrijk en later naar de Verenigde Staten, waar hij deel uitmaakt van het netwerk van gevluchte Duitse schrijvers als Bertold Brecht en Heinrich Mann.
Feuchtwanger heeft, zo weet ik inmiddels, ook veel historische romans geschreven, alle gerelateerd aan momenten uit de geschiedenis van joodse mensen. Dit is, zo begrijpt u, wel het eerste, maar niet het laatste boek dat ik van hem gelezen heb.