Richard Flanagan, First person. London, 2017
Van Flanagan had ik eerder al The narrow road to the deep north gelezen en ik was daar diep van onder de indruk. Dit tweede boek van hem heeft dat effect niet op me gehad, in tegendeel, ik had steeds het gevoel: waar gaat dit in godsnaam om?
Het verhaal: een jongeman, met de ambitie schrijver te worden, geen geld, wel een kindje van drie en een vrouw die zwanger is van een tweeling, en geen succes bij de poging iets van een boek te produceren, krijgt het verrassende aanbod de autobiografie te schrijven, als ghostwriter, van een beroepsoplichter / crimineel. Het gaat weliswaar tegen zijn principes in, maar niet tegen zijn behoefte aan geld en wie weet is dit een manier om in het schrijverswereldje te belanden.
De betreffende Hoofdpersoon, First Person, is een fabulerende, alle vragen ontwijkende, consistent liegende en zichzelf tegensprekende man. Onze schrijver stelt hem duizend vragen en hij krijgt geen antwoorden. Wel een filosofie over de goedgelovigheid van de mensen, de werkelijkheid dat het werkelijke leven niet bestaat, maar alleen een verhaal is, dat hij met zijn praatjes werkelijkheden schiep waar mensen in geloofden en hun geld in staken, miljoenen, en zijn fake-verslagen als zoete koek accepteerden enzovoort. Een jeugdvriend van hem, die de bron van dit contact is, zegt hem dat hij deze eerste persoon vooral buiten zijn persoonlijk leven moet houden, dat hij gevaarlijk is, dat hij sowieso je ziel binnen probeert te komen. Ik kan dit verhaal over dat binnenkomen van die bedriegerswereld in de ziel van de schrijver, wat hij wel probeert te beschrijven, gewoon niet volgen. Het beslaat het grootste deel van het boek, dus dat was nogal lastig lezen.
Er komt toch een boek tot stand, hij krijgt zijn geld, en we vinden hem terug als tv-producent die morele leegte tot zijn handelsmerk maakt, het gebrek aan principes van de beroepsbedrieger zijn eigen modus operandi heeft laten worden, en gewone menselijke verantwoordelijkheden vervangen heeft door leugens, halve waarheden en verfraaiingen. Hij reflecteert wel over de leegte van zijn bestaan, maar ook die reflectie leidt nergens toe, dit is gewoon de toekomst van de wereld die hij ziet naderen. Het overtuigt me op geen enkele wijze en teleurgesteld heb ik het boek terzijde gelegd. Ik begrijp uit een boekbespreking in de Guardian, dat het in ieder geval deels autobiografisch is: ook Flanagans schrijverschap begon met ghostwriting van een autobiografie van een boef. Nou, en? Als dit boek als persoonlijke catharsis van een nare periode uit zijn leven bedoeld is, had hij het beter bij zijn dagboeken kunnen zetten. Bij mij komt het in het rijtje ‘teleurstellende tweede boeken na een succesvol debuut’.