Joseph Roth, Radetzkymarsch. Wenen, 19321
In de Slag bij Solferino in 1859 redt de Sloveense infanterieluitenant Joseph Trotta het leven van de Oostenrijkse keizer Franz Joseph I. Als erkenning wordt hij tot de adelstand verheven en met militaire ordes onderscheiden. De slag wordt wel verloren. Trotta, van eenvoudige boer inmiddels Freiherr Von Trotta geworden, kan niet veel aanvangen met al deze lof en erkenning, hij trekt zich terug op zijn boerderij inmiddels landgoed en leeft daar zijn rustige leven uit. Als zijn zoon leert lezen, ontdekt hij hoe zijn heldendaad in de geschiedenisboeken is beland: opgesierd en opgesmukt, met een los verband met de waarheid. Hij eist een audiëntie bij de keizer en eist rectificatie, maar die komt niet.
Zijn zoon wordt hoge ambtenaar, Districtscommissaris, die zijn zoon een strikte en emotioneel volstrekt lege opvoeding geeft. De moeder sterft jong, er is van die kant geen compensatie.
Deze kleinzoon van de eerste Von Trotta wordt militair, om onduidelijke redenen, en zonder ambities. In het leger zijn alle nationaliteiten van het Oostenrijkse Keizerrijk vertegenwoordigd, en in dat leger laten de maatschappelijke ontwikkelingen als de opkomst van het nationalisme bij de volken die deel uitmaken van het keizerrijk, en de opkomst van de arbeidersbeweging, zich goed voelen. De districtscommissaris minacht het idee dat het rijk de volkeren niet bijeen zou kunnen houden, en weet toch dat het zo is. Het regiment van de jonge luitenant Von Trotta moet wel es opdraven om een staking en demonstraties neer te slaan en hij doet dit dan braaf, met nodige dodelijke geweld, maar hij blijft hierbij net zo leeg als bij het dagelijkse exerceren.
Hij verlaat de cavalerie, een degradatie op zich, en laat zich naar een grensgarnizoen overplaatsen. Daar leidt hij het saaie en kleurloze leven van de beroepsmilitair, hij wordt alcoholist en gokverslaafd, maakt enorme schulden en moet daarvan door zijn vader gered worden. Deze heeft op zijn beurt hiervoor weer een persoonlijke audiëntie bij de keizer nodig, de naam Von Trotta kan nog steeds zoiets wel bewerkstelligen, hoewel de oude keizer zich de gebeurtenissen zelf niet meer kan herinneren en ook niet goed doorheeft of hij met de vader, de zoon of de kleinzoon te maken heeft.
De kroonprins wordt vermoord, dat wordt dus vechten tegen de Serviërs, en bij het eerst treffen vindt de kleinzoon de dood, niet bij een gevecht, maar bij het halen van een paar emmers water voor zijn dorstig regiment. Voor de vader is dit het einde, zijn leven heeft geen zin meer. Maar de keizer kan de Von Trotta’s natuurlijk niet overleven, als de keizer van ouderdom sterft, gaat vader Von Trotta naar het paleis om dicht bij dit sterven te zijn, dan gaat hij naar huis, gaat in bed liggen en sterft op zijn beurt. Von Trotta heeft de keizer overleefd, maar meer ook niet.
In de opkomst en ondergang van deze familie weerspiegelen zich tot in de kleinste details de laatste decennia van de Donaumonarchie. Het keizerrijk is groot, en de bestaande orde van de wereld lijkt vanuit die keizerlijke bureaucratie onvergankelijk, de districtscommissaris Von Trotta belichaamt deze onvergankelijkheid door elke dag de zelfde rituelen en gewoontes te doorlopen. Maar in het hele verhaal is achter deze façade het verval en de ontbinding voelbaar. Van de eigenzinnigheid van de ‘Held van Solferino’ is bij zijn kleinzoon niets overgebleven.
‘Radetzkymarsch’ wordt beschouwd als het hoofdwerk van Joseph Roth en ik neem aan dat dit te danken is aan de treffende tekening van de langzame neergang en ontbinding van een eens grote macht. De Eerste Wereldoorlog was de doodsteek, maar het verval stamt al van veel eerder. Het is in een prachtige taal neergeschreven, en de mooie beeldspraak waarin Roth grossiert heeft me door de deels oersaaie stukken heen geholpen. Ook de fraaie types die hij neerzet maken het lezen onderhoudend. Zijn uitgever typeerde het zo: “Joseph Roth was een barmhartige en onverbiddelijke verteller beide: hij leed samen zijn schepsels, hij veroordeelde ze nooit.“ Zo’n barmhartige blik hebben ze, ook de keizer en de districtscommissaris, wel nodig in de onbenulligheid en kleinheid waarmee Roth ze bekleedt.