Imme Dros, Gisterland. Amsterdam, 2021.
De verteller van het boek is Anne Hathaway, de echtgenote van William Shakespeare. Het is een leuke vrouw, met eigen gedachten en ideeën, en het verhaal gaat van begin tot eind, vanaf dat ze kan denken tot in haar oude dag. Als kind is ze geschokt als ze erachter komt dat haar jongere broer de boerderij zal erven en dat er voor haar daar geen plaats meer zal zijn.
Ze heeft een bijzondere verhouding met de buurman, Tom, getalenteerd wiskundige, die zijn studie moet afbreken omdat hij gekweld wordt door onverdraaglijke hoofdpijnen. Hij loopt met een kistje op zijn kop bij een aanval, en wordt dus voor gek verklaard. Maar hij leert haar wel lezen en schrijven als ze tot haar woede blijkt niet naar school te mogen, zoals haar broer.
Tom pleegt zelfmoord, maar om te zorgen dat hij wel bij zijn ouders begraven kan worden (wat in geval van zelfmoord uitgesloten is, dat kom je buiten de stad bij de boeven en ongedoopten) laat hij voor Anne instructies achter voor hoe ze dit moet verbergen. Ze volgt ze nauwgezet op.
Ze trouwt met ene William Shakespeare, die dan nog geen twintig is, terwijl Anne inmiddels al zeven of acht jaar ouder is. Ze zijn dol op elkaar en lijken dat in de loop van het boek steeds meer te worden.
William is van de twaalf ambachten, dertien ongelukken, hij wil maar één ding en dat is naar het toneel, maar dat is heel moeilijk te realiseren in het dorp Stratford. Zij heeft gespaard om hem naar London te laten gaan, en te kijken of hij daar toegang tot het toneel of een toneelgroep kan krijgen. Dat lukt, hij schrijft ook stukken want er moet tenslotte iets gespeeld worden, en de stukken die er zijn vindt hij vaak niet leuk genoeg. Een stuk verkoop je, daarna heb je er niks meer mee te maken. Maar hij schrijft aan een stuk door en verkoopt goed. Hij is veel in Londen, en dan missen ze elkaar erg, en als hij even thuis is, hebben ze groot plezier. Hij vertelt haar doorlopend verhalen, of ze verzinnen samen verhalen waar hij stukken over kan maken.Maar het merendeel van de tijd is hij in London.
Ze krijgt eerst een meisje, en daarna nog een tweeling, een jongen en een meisje. De zoon verongelukt als de tweeling dertien is, het is een onheelbaar verdriet. De twee meiden hebben geen belangstelling voor literatuur, of voor leren schrijven zelfs, ze leren het wel, maar ze leren het ook weer af, door het nooit te doen. Ze worden beide kinderoppas.
William doet goede zaken met zijn toneelstukken, hij drijft ook andere handeltjes, en hij wordt aardig rijk. Ze kopen het grootste huis in Stratford en het dorp kan niet geloven dat die William, die nergens geschikt voor leek, dát huis kopen kan. Maar ze gaan er wonen, en het is zo groot dat er steeds ook andere mensen wonen, tijdelijk of lang. Anna verdient haar eigen geld met coupeuse zijn, ze heeft een grote klantenkring opgebouwd en het gaat hen eigenlijk heel goed. William vindt het ook heerlijk in dat huis, hij blijft er steeds langer en er komen daar veel stukken tot stand.
Opvallend weetje vond ik dat William met zijn onderwerpen geheel in de toenmalige traditie staat van thema’s hetzij uit de klassieke oudheid (hij wist nog iets van zijn korte schooltijd, en critici uit zijn tijd bespreken ook hoe getrouw het is, of het waarheidsgetrouw genoeg is) hetzij uit de Engelse geschiedenis. Hij heeft een groot geschiedenisboek en haalt daar verhalen uit over al die koningen waar stukken omheen gemaakt zijn, of vindt er aanknopingspunten voor verhalen in en verzint daar, vaak samen met Anne, dramatische plots bij.
Hij werkt heel hard, te hard, denkt Anna. Op een gegeven moment merkt ze dat hij achteruit gaat, hij schrijft niet meer en na een tijdje wegkwijnen gaat hij dood. Maar dan komen zijn vrienden haar opzoeken, in de hoop de handschriften van William te vinden. Ze willen het werk zoals hij het gemaakt heeft vastleggen, want iedereen die het gebruikt doet er maar mee wat ie wil en als ze niet opletten verdwijnt het. William vond dat heel logisch, verkocht is verkocht, maar Anne vond dat het bewaard moest blijven zoals hij het geschreven had. Stiekem heeft ze wat ze aan handschriften vond hun hele leven bewaard. En zo is Shakespeare dan tot ons gekomen.
Dit is het verhaal. Ik vond het een onderhoudend boek, ik vond de twee figuren, Anne en William leuk en interessant, maar ik heb ook bezwaren tegen de aanpak. Dros heeft geprobeerd in de stijl, of de vertelwijze, of de weergegeven denkwijze, niet te modern te zijn. Het gevolg is dat de personen, en dat merk je als lezer natuurlijk vooral bij Anne, emotioneel tamelijk ongedifferentieerd en dus wat vlak lijken. Min of meer achteloos opschrijven dat ze zich zorgen over William maakt, en trouwen dat hij al een tijd niks meer schrijft, dat wijst op zo’n revolutie in zijn leven dat ze zich er veel drukker om had moeten maken. Misschien deed ze het en vertelt ze er niet over. Dat geldt voor meer dingen: is dat alles wat je hierover te zeggen hebt?
Daarom is het boek op een bepaalde manier heel vlak, omdat de schrijfster zich aan de mogelijkheden van Anna wil aanpassen. De verteller is net zo vijftiende-eeuws als het leven waarover ze vertelt. Het is het gekozen resultaat van de ik-vorm, niet het noodzakelijk resultaat, en zo zet ze zich veel meer vast in de tijd dan nodig of zinvol is. Het is jammer. Toch heeft ze voor mij wel meer context gegeven voor de vaak als boven de tijd zwevende Shakespeare gegeven.