Richard Flanagan, The Narrow Road to the Deep North 2015
Het was voor mij een verpletterend boek, zowel de inhoud als de schoonheid van schrijven.De context waarin het verhaal zich afspeelt is de Birma-spoorlijn. Ik heb daar eigenlijk nog nooit iets over gelezen, shame on me, en zo was dan ook die context nog helemaal nieuw.
Een dokter die niemand beter kan maken
De centrale figuur is de dokter Dorrigo Evans, chirurg, die in de oorlog op veel plaatsen is (hij is Australiër) en uiteindelijk als krijgsgevangene in Birma belandt. Daar is hij kamparts en ‘The Big Fella’, hij is de leider van de krijgsgevangenen, omdat ze hem tot leider maken. Wat hem betreft is hij dat niet van nature, hij stelt vast dat hij het wordt door de verwachtingen van anderen.
Die vormen hem, kneden hem in die vorm en willoos doet hij wat van hem verwacht wordt: steeds zijn uiterste best doen voor de gevangenen, hen zo veel mogelijk beschermen tegen de Japanse wreedheid en alles in het werk stellen om – met de belachelijk armzalige middelen die ze hebben – zoveel mogelijk het leven van de gevangenen te redden, of te rekken, daar komt het vaker op neer, of het onvermijdelijke einde genadiger te maken. We leren ook diverse gevangenen wat beter kennen, veel daarvan gaan dood, een paar ook niet. Het zijn steeds prachtige typeringen van hun menselijkheid, hun lijden, hun zwakheid en flinkheid en hun onderlinge solidariteit. Ook van de wanhopige pogingen van de dokter om iets te doen waar niks gedaan kan worden.
Een liefdesaffaire
Vóór de oorlog heeft hij een meeslepende liefdesaffaire met wat formeel zijn tante is, de jonge tweede vrouw van zijn oom, een oom die hij nauwelijks kent maar die hij toch gaat opzoeken als hij met het leger in zijn buurt belandt. De liefdesaffaire staat dwars op het leven dat voor hem uitgestippeld is, met een verloofde uit betere kringen die zijn carrière zal ondersteunen en waarmee een conventioneel huwelijk in het vooruitzicht ligt. Hij wordt niet voor een keus gesteld, hij en zijn Amy zijn beiden stiekem over hun verhouding. Hij kiest niet en zij ook niet. Zij is op haar eigen manier haar conventionele huwelijk binnengestruikeld en heeft haar eigen redenen het te laten zoals het is. Hij wordt naar ik weet niet waar overgeplaatst, het Midden-Oosten of zo, ze hebben een afspraakje om (voorlopig) afscheid te kunnen nemen en die afspraak gaat niet door omdat hij opeens eerder moet vertrekken. Maar hij zal zeker terugkomen en dan zullen ze ……
De Japanse ziel
Van de Japanners krijgen we ook persoonlijke beelden, motieven waarom ze het doen en hoe zij het beleven. Overheersende gedachte is, dat het individuele leven er niet toe doet, hun leven niet en dat van de krijgsgevangenen zeker niet. Het gaat erom de taak voor de keizer, namelijk een spoorlijn daar te bouwen, te volbrengen, het doet er absoluut niet toe tegen welke prijs, een mensenleven is gewoon één van de middelen die daarvoor ingezet worden, net zoveel aandacht waard als een beitel, een schep of wat ook maar. Het is materiaal. De krijgsgevangenen zijn sowieso minderwaardige mensen, omdat ze zich overgegeven hebben in plaats van zich dood te vechten of zelfmoord te plegen, dus die hebben niet beter verdiend dan te sterven. De Japanners benoemen zichzelf ook gewoon als instrumenten van de uitvoering van de wil van de keizer, ze doen wat daarvoor nodig is, wreedheden incluis.
Een botsing van mensen en mensvisies
Ik vond deze schets van het Japanse kijken naar oorlog en mensenlevens instructief. Daar botste meer dan alleen maar twee fronten in oorlogstijd. Daar botste ook een mensvisie op een andere mensvisie. De grote aandacht voor het individu, in al zijn kleinheid en betrekkelijkheid, halfheid, gebrokenheid, nooit mooi of edel of wat ook maar, gewoon menselijk al te menselijk, versus een individu dat alleen groter doelen dient en naar de bijdrage daaraan gemeten wordt. Dat is een heel ander front dan in de concentratiekampen bijvoorbeeld. Ook daar werden mensen ontmenselijkt, en je zou kunnen zeggen dat de nazi’s de waarde van de individuele nazi ook afmaten aan de bijdrage aan het grootduitse ideaal, het 1000-jarig rijk of Hitler zelf, maar niet op een wijze als de Japanners. Herzberg heeft de twee visies die daar botsten getypeerd, in Tweestromenland; Miskotte ook, in Edda en Thora, maar het is niet vergelijkbaar met wat er in Azië botste.
Leven na Birma
Het boek is niet chronologisch, maar de lezer, en dus ook de schrijver van dit stukje, construeert dan toch iets qua chronologie. De liefdesaffaire met Amy was vóór de oorlog, toen was er de oorlog met de verschrikkingen aan de Birmaspoorlijn, en daarna was daarna. Dorrigo Evans volgen we nog in zijn verdere leven: hij komt terug en trouwt met de saaie verloofde omdat dat van hem verwacht wordt, krijgt kinderen met haar, leeft op grote innerlijke afstand en zij weet dat wel, hij heeft veel affaires en maakt een flitsende carrière, weet niet meer hoe Amy eruitzag of klonk, en denkt nog vaak aan de spoorlijn en de mannen daar.
De kampcommandant volgen we ook, eerst bang om als oorlogsmisdadiger aan de galg te geraken, hij leeft in een vage onderwereld van sjacheraars en minkukels, maar naarmate de oorlog verder weg komt en de afrekening met het verleden beëindigd wordt (veel gevangenen worden bijvoorbeeld vrijgelaten, ik zou daar ook wel eens iets over willen weten, over hoe dat in Japan gegaan is), komt hij bovengronds en leidt verder een keurig leven, met vrouw en kinderen, en hij zal nog geen vlieg kwaad doen. Hij begrijpt ook niet wat er misdadig was aan de zogenaamde oorlogsmisdaden. Dat waren immers geen misdaden, dat was gewoon je plicht. En hij was een goed mens. Aan het eind zien we hem nog sterven aan kanker, en terugblikkend ziet hij zichzelf nog steeds als goed mens, inclusief oorlog. Hoewel er aan het eind toch ook iets anders doorschemert, iets onduidelijks, iets wat meer met gewone dagelijkse menselijkheid te maken heeft, met individualiteit, zonder heilige plichten en hoger doelen, maar een menselijkheid van gewone betrekkingen, tussen gewone mensen, die allemaal een beetje willen leven en er het beste van maken. Misschien was hij in dat licht toch niet zo’n goed mens? Ook hij komt niet van de steeds sterker terugkerende oorlogsherinneringen los en gaat ook nog oude maten opzoeken, met soms bizarre ervaringen daarbij.
Dorrigo Evans maakt feitelijk niks van zijn leven, hij hecht nergens aan, niet aan vrouw of kinderen, niet aan carrière, niet aan zichzelf of aan wat dan ook en ook hij woont feitelijk permanent in zijn oorlogsherinneringen.
Pijnlijk onthecht
Op een dag komt hij, in een menigte, in de tegenovergestelde richting lopend, met twee kinderen bij zich, Amy tegen. Zo plotseling en onverwacht dat hij absoluut niet weet wat hij moet doen, en ze is al voorbij voor hij een besluit genomen heeft. Als hij naar haar terug wil is ze al onvindbaar. En hij leeft verder. Zij heeft hem ook gezien, en zij vraagt zich af – met ons, lezers – waarom hij niet, zoals hij beloofd had, weer naar haar toegekomen is na de oorlog. Hij is daarna veel langer van huis weggebleven dan noodzakelijk, hij had, en we waren daar als lezers wel wat verbaasd over, maar niet verbaasder dan over de andere, door emotionele gebrokenheid gekleurde keuzes. Na deze niet-ontmoeting met Amy leeft hij nog wat verder, zijn vrouw en drie kinderen raken gevangen in een grote brand waarbij hele wijken in vlammen opgaan, hij gaat naar ze op zoek en weet ze eruit te redden, maar wat hem drijft, wordt ons niet duidelijk. Hij doet zijn plicht. De kinderen blijven hem even vreemd als altijd.
En dan wordt ergens tussen neus en lippen verteld over een brief van zijn verloofde die hij in het kamp krijgt, en waarin staat dat het hotel waar zijn oom en tante/Amy woonden met een grote ontploffing in vlammen is opgegaan en dat een van de vier doden positief geïdentificeerd is als zijn Amy/tante. ‘de enige leugen die zij hem ooit verteld heeft’, staat er dan, min of meer achteloos.
Plotseling valt veel op zijn plaats. Wij wisten niet dat hij wist (meende te weten) dat Amy dood was. Wij begrepen niet waarom hij niet naar haar toeging of waarom hij met de verloofde trouwde. Wij wisten eigenlijk bijna niets. Het moment dat hij Amy ziet wordt wel beschreven, maar we merken niet dat hij op dat moment beseft dat zijn vrouw gelogen heeft. Amy was niet dood en zijn verloofde‑later‑vrouw wist het. We lezen niet wat dit besef voor hem betekent. Hij leeft maar half door zoals hij helemaal wat half leeft, net als iedereen, de Japanners en de overlevende krijgsgevangenen. In die levens krijgen we soms ook nog achteloos een kijkje, en geen van die levens maakt zich ooit los van het spoorlijnverleden.
Gebrokenheid, halfheid, leegheid, zinloosheid, wanhoop, vlakheid, het is een prachtig geschreven en onthutsend boek.