Isabella Hammad, The Parisian. London, 2019.
Ik ging dit boek lezen, omdat Bas Heijne met zijn @twitlit-leesgroep dit ging doen. Het leek me leuk dat te volgen. Ik bleek die leesgroep niet interessant te vinden, maar het heeft me er wel toe gebracht het boek uit te lezen.
Dat vond ik nog een hele opgave. Ik vond het een mooi gegeven, maar langdradig opgeschreven. En dat dan wel met vaardige pen, maar het lijkt net alsof ze daar teveel plezier in heeft of teveel mee wil pronken, ik weet het niet, in ieder geval zat het me in de weg. De lofprijzingen over haar stijl zullen hier wel mee te maken hebben, en ik zit daar dus dubbel in, om het maar es modern uit te drukken.
Hoofdpersoon is een Palestijnse jongen die door zijn vader op medicijnstudie wordt gestuurd naar Frankrijk. De eerste momenten van acculturatie vond ik mooi: hij kijkt tegen de westerse gewoontes aan als een antropoloog, met afstand, maar ook als immigrant, als iemand die deze gewoontes moet zien te beheersen. Het zijn van buitenaf gezien vreemde gewoontes.
Hij komt in huis bij een professor met een dochter, en natuurlijk wordt hij verliefd op de dochter, en de dochter ook op hem. Deze verliefdheid moet ons door de verdere geschiedenis dragen, maar het zei me niks. Wat stelt nou een verliefdheid tussen 18-jarigen voor? Meestal niet veel, en het is mij nergens duidelijk geworden waarom en hoe het hier anders zou zijn.
Na een jaar breekt de verhouding. De aanleiding is dat onze hoofdpersoon door de professor als antropologisch object geobserveerd blijkt te worden. Hij vindt een schriftje met aantekeningen over hem, en als hij hier heel gekrenkt door is, wordt hij niet onmiddellijk gesteund door de dochter. Dus gaat hij beledigd weg. Ook dit vind ik een overdreven reactie: als het zo’n belangrijke leifdesrelatie voor je is, dan ga je toch een tijdlang de confrontatie aan?
Maar hij gaat naar Parijs, geeft de medicijnstudie wegens ongeschktheid daarvoor op, en doet maar iets algemeens als filosofie en geschiedenis. Maar vooral leidt hij een mondain Parijs leven. De vrouwen die hij ‘heeft’ zijn vooral hoeren, begrijp ik.
Als hij na vier jaar klaar is en naar huis gaat, schrijft hij zijn oude liefje nog een brief, een afscheidsbrief, met nog wat onuitgesproken hoop. Hij krijgt geen antwoord.
Denkt hij. Wij weten dat zijn vader na jaren toch een brief krijgt die voor zijn zoon bestemd is, hij laat hem lezen door iemand die Frans kent en besluit de brief weg te houden van zijn zoon.
Deze moet weer een plek zien te vinden in de Palestijnse maatschappij. We lezen wat over de politieke verwikkelingen en over zijn zaak, een kleding- en stoffenhandel, die hij overneemt van zijn vader, maar die wisselende lotgevallen kent. Hij blijft zich een beetje Frans kleden, en heeft daaraan de bijnaam de Parijzenaar ontleend. Hij trouwt, omdat het van zijn familie moet, hij krijgt kinderen, zo gaat dat, er is oorlog en er zijn allerlei verwikkelingen, die ik hier graag oversla.
Op een gegeven moment vindt hij de brief van zijn Franse liefje, verstopt door zijn inmiddels allang overleden vader. Hij raakt in een psychose, we maken daar net als hij vaag iets van mee en hij knapt pas weer op als zijn familie hem uit de inrichting ophaalt. En dan legt hij zich zo’n beetje neer bij het leven dat hij leidt. It’s about time, denk je dan.
Ik vond de schets van de culturele afstand tussen het Midden-Oosten en West-Europa mooi, ik vond de manier waarop hij Parijzenaar blijft overtuigend, vanuit het beeld dat alles uit het westen toch iets beter of hoger is dan de eigen tradities, in kleding en andere dingen. Ik vond de historische context van Palestina, waar Syrië en de massale immigratie van joden beide tot grote politieke conflicten leidden, waar onze Parijzenaar zich overigens niet of nauwelijks in laat betrekken, wel interessant, maar ik ben nergens echt geboeid geraakt. Zo’n ‘kalverliefde’ die dan de dragende draad moet worden, spreekt me nergens aan. Jammer. Ik wacht op een volgend boek van haar, wie weet. Want ze kan wel schrijven.