Philip Roth, I married a communist. New York, 1998
Dit is het tweede boek in de Amerikatrilogie, een term die Roth er niet zelf aan gegeven heeft, maar door anderen eraan verbonden is, omdat ze samen een soort biografie van het naoorlogse Amerika vormen: het eerste boek speelt vooral in de tijd van de Vietnamoorlog, het onderhavige I married a communist over het tijdperk-McCarthy. Het derde schijnt in de Clinton-periode te spelen, maar dat ken ik nog niet.
Hier speelde het verhaal zich dus af in genoemde McCarthyperiode en het effect ervan op de levens van heel verschillende mensen. Hoofdpersoon is Ira, een boze jood. Zijn naam is ook het Latijnse woord voor Toorn en bozere mensen bestaan niet. Slechte jeugd, dat is duidelijk, maar details ontbreken. Het verhaal wordt verteld door zijn oudere broer, al 90 jaar oud, die vindt dat het verhaal van zijn broer een keer helemaal verteld moet worden.
Onze Ira ontmoet in de oorlog in Iran een gestaalde communist, en dat communisme is vooral de manier waarop Ira zijn boosheid zal vormgeven: razen en tieren op de wereld. Maar het gaat hem volgens zijn broer vooral om het vinden van een psychologisch onderdak, het doet er eigenlijk niet toe waar. Toch, in de McCarthy periode doet het er wel toe dat het om het ‘communisme’ ging. De beklemming die uitgaat van de paranoïde achtervolging van alles wat vrijdenkend, intellectueel of kunstzinnig is, wordt in het verhaal pijnlijk duidelijk. Zijn broer neemt hem zijn hele leven in bescherming, ook als hij het ergste doet wat een mens kan doen, in zijn woede een moord plegen.
Deze Ira leidt door zijn boosheid en zijn wilde zoektocht naar een thuis een bizar leven, de meeste ruimte wordt ingenomen door zijn huwelijk met een beroemdheid die na dit overigens kortstondige huwelijk uiteindelijk een boek laat schrijven, door iemand die alleen uit is op politiek gewin. Het tell it all boek dat Ira’s openbare leven te grond richt heet I married a communist. En Ira’s wraak is net zo Amerikaans als haar zonde.
Ira is uiteindelijk gek, de beroemdheid waarmee hij trouwt is behoorlijk gek, haar dochter is minstens zo gek, de broer die het hele verhaal vertelt is samen met zijn vrouw de gezonde van het gezelschap. Roth slaagt er goed in ‘gekke’ personages neer te zetten. Mij valt daarbij wel op dat de gekte van jonge vrouwen – in beide boeken die ik las speelt de gekte van een jonge vrouw een belangrijke rol – mij juist níet begrijpelijk wordt. Als ik meer van hem gelezen heb, weet ik misschien of dit toeval is of dat er systeem in zit.
Er staan veel prachtige verhandelingen van de vertellende broer in, hij vertelt het verhaal in zes lange avonden aan een vroegere middelbare school leerling van hem, die ook bevriend is geraakt met Ira. Verhandelingen over literatuur en politiek (‘die kunnen niet in één ruimte zijn’), over verraad als kern van elk mensenleven, verhandelingen over joden (dat is wat Amerika de joden gebracht heeft: ruimte om boos te zijn), over communisme en over McCarthy, en vooral over de vreemde drijfveren die mensen hebben om het leven te leiden zoals het voor hen uitpakt. Het leven van de ik-figuur aan wie het verhaal verteld wordt blijft, uitgezonderd een paar details uit de tijd met Ira, buiten ons gezichtsveld.
Het was wederom een bijzondere roman, ik ben van Philip Roth erg onder de indruk. Dat derde deel van die ‘trilogie’ zal hier ook nog wel eens aan de orde komen.