Bart van Loo, De Bourgondiërs. Aartsvaders van de Lage Landen. Amsterdam, 2019.
De ondertitel van het boek, ‘Aartsvaders van de Lage Landen’, is startpunt en eindpunt van het verhaal dat Van Loo vertelt. Als jongen leest hij over de geschiedenis van zijn land, België, waarbij het uitgangspunt is dat ‘België’ altijd al bestaan heeft. Aan het eind komt hij uit bij Karel V, naar eigen besef in de eerste plaats Bourgondiër, maar gezien zijn positie vooral de eerste Habsburger en daarmee het eindpunt van de Bourgondische periode. Het einde van de Bourgondische periode is ook het einde van de eenheid van Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Als oorzaak voor de definitieve scheiding ziet Van Loo vooral de reactie van Karel V en Philips II op de opkomst van het protestantisme. Tot die tijd vormden ‘de lage landen bij de zee’ een min of meer samenhangende regio, waarbij de samenhang vooral vertegenwoordigd werd door het Bourgondische vorstenhuis.
Ik las dit boek in het kader van een leesgroep van Senia, de weergave hieronder is tamelijk gedetailleerd. Wie snel naar een beoordeling wil gaat naar het eind, de paragraaf Tot slot.
Het vergeten millennium
Bourgondiërs waren een Germaanse stam, die in 406-7 de Rijn overstak, als deel van de volksverhuizingen, opgejaagd door de Hunnen. Helemaal oorspronkelijk kwamen ze uit Bornholm, vroeger Burgundarholm genoemd en vandaar waarschijnlijk de naam Bourgondiërs. De stam, of moeten we zeggen het volk, groeide wel, het gebied waar ze woonden werd ook groter, maar bleef nog klein vergeleken bij Germaanse concurrenten. Toch, schrijft Van Loo, lukte het de koning, Gundobad geheten, om een gevoel van Bourgondische identiteit te vestigen. Het blijft hier vooralsnog onduidelijk wat dat was, we mogen aannemen dat de Lex Burgundionum die Gundobad opstelde in ieder geval een belangrijke rol speelde in het vastleggen en daarmee conserveren van het Bourgondisch gewoonterecht. Maar niet één op één: in de cultuur stond de familie-eer centraal, maar in het wetboek werd de mogelijkheid geschapen veel met boetes af te doen. Dit beperkte de familievetes, wat aan rust en vreedzaamheid zal hebben bijgedragen. Ook legde het een nieuw systeem vast dat het grootgrondbezit van de Romeinen combineerde met het militarisme van de Bourgondiërs, een voorbode van het feodale stelsel.
Het wetboek was overigens in het Latijn gesteld. Dit alles gebeurde immers in de context van een vervallend Romeins Rijk en een christianisering van West-Europa. Die christianisering werd mede mogelijk gemaakt, doordat de organisatie van de kerk de bestuursindeling van het Romeinse Rijk overnam en met een christelijk sausje voortzette. Zo werd ook de Latijnse taal als bestuurstaal gehandhaafd en ontstond het Gallo-Romeins als volkstaal. De Franken en Bourgondiërs sloten zich ook bij deze godsdienst aan. De Frankische en Bourgondische koninklijke families raken in een paar generaties verstrengeld tot één lijn.
Met zevenmijlslaarzen gaan we door dit ‘vergeten millennium’, waarin Bourgondië van Germaans koninkrijkje tot Frans hertogdom wordt, dat wil zeggen een feodaal leen van de Franse koning . De invallen van de Arabieren vanuit het Iberisch schiereiland werden door Karel Martel, een krijger uit de Maasstreek, verslagen. De qua herkomst bont samengestelde troepen van deze Karel deden voor het eerst het woord ‘Europees’ in de kronieken verschijnen. De Karolingische periode, waar deze Karel Martel de eerste was en waarin ook Karel de Grote optrad, leidde tot een enorm rijk, waarin Bourgondië geheel leek te verdwijnen. Maar de naam duikt toch weer op in het verdrag van Verdun, uit 843, waarin dit rijk in drieën werd gedeeld: het westelijk deel, later Frankrijk, het oostelijk deel, later het Duitse rijk, en het middendeel, dat al gauw bij het oostelijke rijk aansluiting vond. Door deze verdeling werd het oorspronkelijke Bourgondische gebied in tweeën gedeeld, en blijft de naam uiteindelijk kleven aan het westelijk deel, dat West-Francia, dus Frankrijk, toeviel.
Ook de Vikingen komen nog op bezoek, en zullen als Noormannen een belangrijk deel van het huidige Franse grondgebied gaan bevolken, Normandië. Als zij zich bekeren gaan ze uiteindelijk de rol spelen West-Francia tegen andere Noormannen te beschermen. Een van hun nazaten zal als Willem de Veroveraar naar Engeland oversteken en een even langdurige als omstreden verbinding tussen Frankrijk en Engeland tot stand brengen. In de strijd tegen de Noormannen onderscheidt een Bourgondische strijder zich en wordt beloond met de hertogstitel. Hij kiest Dijon als hoofdstad en de kern van het hertogdom Bourgondië is daar, in de 10e eeuw.
In de Frankische troonopvolging wordt de erfenis altijd gelijkelijk verdeeld onder de zonen, totdat ene Capet dit omzet naar een erfopvolging naar de oudste zoon. De Capetingers die op hem volgen zullen het gebied systematisch uitbreiden en dit Frankrijk gaat Bourgondië overschaduwen. Door familieverwantschap wordt de Bourgondische hertog wel een van de belangrijkste gezagdragers in het Franse rijk.
Het klooster van Cluny in Bourgondië wordt een belangrijk ankerpunt voor de toenemende invloed van kerken, priesters en pausen. En de hertog krijgt de opdracht het Franse Rijk te verdedigen. Dat gaf deze vazal wel een belangrijke positie, maar bij de toenemende invloed van Engeland ook een heel moeilijke, vooral nadat Henry II, koning van Engeland, tevens heer van Normandië en Anjou, huwt met Eleanor van Aquitanië. Henry is dan opeens de grootste vazal van de Franse koning, een positie die de opmaat is voor een langdurig en bloedig conflict tussen beide koninkrijken. In die tijd houdt ook de zwarte dood huis in Europa, waarbij in deze context van belang is dat ook de laatste hertog van Bourgondië uit het huis Capet jong en nog kinderloos hieraan bezwijkt en het hertogdom aan de Franse koning vervalt. Deze geeft het overigens al gauw weer te leen, aan zijn zoon Filips de Stoute, waarmee een zelfstandige Bourgondische tak van Franse koningshuis begint.
Filips de Stoute
In de periode van Filips de Stoute (1342-1404) wordt de grondslag gelegd voor de groei van Bourgondië tot een belangrijke regionale macht. Hij trouwt met de Vlaamse erfprinses en introduceert zo de Bourgondische dynastie in de Nederlanden. De dynastieke politiek van Filips was een verbinding met Beieren tot stand te brengen, zich als erfgenaam van Brabant te laten benoemen, in ruil voor steun in de Brabantse strijd tegen Gelre, hij is uiteindelijk de baas (met vele aanduidingen voor dat ‘baas’ zijn, hertog, graaf etcetera) over Holland, Zeeland, Vlaanderen, Henegouwen en natuurlijk Bourgondië en nog wat kleinere graafschappen. Hier ligt de eerste bundeling van wat later ‘de lage landen bij de zee’ zullen worden, waarbij voorlopig de twee delen, het Franse Bourgondië en het noordelijke Vlaanderen, Holland enzovoort geografisch nog niet met elkaar verbonden zijn.
In deze 14e eeuw is er in de lage landen, net als overigens elders in Europa, vaak strijd tussen de opkomende steden en de aristocratie met hun feodale arrangementen. Gent is de leider van de stedelijke factie, de oorlog waarin de conflicten uiteindelijke worden uitgevochten is dan ook de geschiedenis ingegaan als ‘Gentse oorlog’. De Slag Bij Westrozebeke is beslissend, Gent is de verliezer en dan is het volgens Van Loo wachten op de Franse revolutie voordat de stedelijke bourgeoisie weer aan de beurt is. Het komt me voor als een wel erg grove verplatting van een altijd precaire verhouding tussen deze twee ‘standen’.
De opvolger van Filips de Stoute is Jan zonder Vrees (1404-1419) die vooral verwikkeld raakt in intern Franse strubbelingen en hierin door een moordaanslag zijn einde vindt.
Filips de Goede
Dan is het de beurt aan Filips de Goede, die vooral diplomaat is en oorlog voert om aan de onderhandelingstafel te geraken en daar een goede uitgangspositie te verwerven. Zo weet hij via kopen, uitkopen, postuleren van erfrechten etcetera het gebied aaneengesloten te krijgen. Ook in de relatie met de steden weet hij grotendeels gewelddadige conflicten te vermijden. Hij zet een proces van staatsvorming en centralisering in, waarbij hij aan stedelijke elites steeds de nodige concessies doet. De steden vormen de economische motor van het gebied, met name de Vlaamse, en de oude adel is door het nutteloos worden van de ridders als militaire macht en het toch uit willen vechten van dure, maar zinloze oorlogjes, feitelijk economisch failliet. De bestuurlijke functies worden steeds meer door professionals in plaats van edellieden ingevuld en zo vervagen de scheidslijnen tussen stedelijke elites en oude adel.
Het Bourgondische hof vaagt door deze ontwikkeling feitelijk alle andere hofhoudingen weg. Het hof is een enorm reizend circus, waarbij vooral Brussel, Rijsel, Brugge, Dijon, Mechelen en Gent worden aangedaan, dus vooral steden in Vlaanderen en Brabant. In Holland, Zeeland en Henegouwen komt hij nauwelijks.
Dat reizen van het hof is nodig om de hertogelijke macht, die door groei van het machtsgebied steeds verder weg lijkt te staan, wel zichtbaar te houden voor de bevolking. Hij moet zich wel laten zien, onderdanen willen hem met eigen ogen kunnen aanschouwen. Er wordt een Hofraad ingesteld, met als chef de kanselier Rolin, die deze functie 40 jaar lang bekleedt. Hij is dé adviseur en vertrouweling van Filip.
Deze Hofraad, met 45 leden, reist mee met het circus. En de stedelijke elite gaat de hertogelijke stijl na-apen: decorum wordt steeds belangrijker, Van Loo typeert dit Bourgondië als ‘theaterstaat’. Hij gaat zich te buiten aan het schetsen van de ‘voorstellingen’, met name eet- en drinkgelagen die opgedist worden met bijna carnavaleske praalwagens, vol technische snufjes waarmee gedaantewisselingen en verrassende verschijningen opgedist worden.
Centraliserende stappen
Ondertussen, en door dit theater ondersteund, vindt er ook centralisering en professionalisering van het bestuur plaats. Van de Hoge Raad splitst zich een Grote Raad af, die functioneert als Hooggerechtshof. In de regio’ s komen rekenkamers die de inkomsten en uitgaven van baljuws, rentmeesters en tollenaars controleren. Aan het hoofd staat een algemeen gouverneur van financiën.
De raden, de centrale en de stedelijke of regionale, worden steeds minder bemand met edelen, steeds meer met professionals. Om deze specialisten op te leiden worden twee universiteiten gesticht. Dit proces versterkt de vermenging van burgerlijke en adellijke elites, hoge ambtenaren worden door Filips in de adelstand verheven, en de adel is door gebrekkige scholing vaak de verliezende partij. Als stand blijft de adel wel intact tot de Franse Revolutie, maar hun militaire en politieke functies raken ze feitelijk kwijt. Ze leeft vooral voort in de ridderliteratuur.
Economische processen ondersteunen de centralisering: Brabantse en Hollandse steden pleiten met succes voor één munt. Ter afstemming van de buitenlandse economische politiek vindt er steeds meer interregionaal overleg plaats.
De rekenkamers proberen de belastinginning te reguleren. Voor een ‘bede’, een vraag om een specifieke belasting in te kunnen voeren, moet Filip met argumenten komen, hij kan het niet zomaar opleggen. Zijn poging om een vaste eigen inkomstenbron te krijgen in de vorm van een Zoutbelasting mislukt.
In de periode 1440 tot 1467 leefden de Lage Landen zichtbaar vreedzaam en welvarend, onmiskenbaar de verdienste van Filip. Filip voert ook het idee van Staten in: een bijeenkomst van de drie standen. Maar er kwam niet zoals in Frankrijk een Staten-Generaal, het bleef regionaal. Een bijeenkomst van de Staten-Generaal was er alleen incidenteel, bij bijzondere gelegenheden.
Er zijn meer beperkingen aan het centraal bestuur: nepotisme en daarmee de corruptie viert hoogtij. Filip gaat om geld te genereren ambten verpachten, maar deze politiek verzwakt hem feitelijk, hij verliest controle over de uitvoering. Er is wel veel economische vervlechting tussen de gewesten, maar elk houdt zijn eigen karakter. Het lijkt de EU wel, zo valt ook Van Loo op. In de noordelijke gewesten is er meer verzet tegen het Franstalige bestuur dan in de zuidelijke. Nog steeds is de Bourgondische erfenis – we laten maar in het midden wat die precies is – in België sterker zichtbaar. En het eigenlijke Bourgondië valt helemaal buiten het streven maar centralisatie. Zo ontstaat er in de Lage Landen een samenhang waarvan andere gebieden van de Bourgondische bezittingen geen deel van uitmaken.
Als in 1454 er een einde komt aan het Oost- Romeinse Rijk, doordat de Turken Constantinopel veroveren, belooft Filip op kruistocht te gaan. Velen voelen tijdens een groot en ostentatief feestmaal zich geroepen tot een vergelijkbare belofte. Maar de Duitse keizer en de Franse koning hebben geen belangstelling en er komt niks meer van.
Thomas a Kempis’ boek De imitatio Chisti verschijnt en is een bestseller. Er ontstaat een nieuwe vorm van de tijd doorbrengen: met een boekje in een hoekje zitten lezen. Filip was oprecht gelovig en las A Kempis zeker, maar diens afkeer van uiterlijk vertoon was aan Filip niet besteed. Van Loo lijkt dit als persoonlijke eigenschap van Filip te zien, maar onderschat daarmee de betekenis van ‘uiterlijk vertoon’ voor de representatie van macht die een kenmerk van machtsuitoefening in deze periode nog is.
In 1462 sterft de kanselier Rolin en Filip is ernstig ziek. De inmiddels gebroken verhoudingen met zijn echtgenote Isabella en met zijn zoon Karel worden hersteld. Maar Filips blijft ondanks een tijdelijke opleving wel achteruit gaan, wordt feitelijk seniel en sterft. Zijn zoon Karel volgt hem op.
Het fatale decennium, 1467 – 1477
De steden reageren lauw op Karels bewind. Hij is autoritair en eigenwijs. Zijn tweede vrouw is Margaretha van York, zuster van de Engelse koning. Ze wonen nauwelijks samen en het huwelijk blijft kinderloos.
De al langer bestaande onmin met zijn neef Lodewijk, inmiddels koning van Frankrijk, loopt uit op een echte oorlog. Lodewijk mobiliseert zijn leger tegen opstandige vazallen. Karel, immers ook vazal van de Franse koning, is daarvan de leider. Er vinden directe onderhandelingen tussen Karel en Lodewijk plaats, een akkoord is nabij, maar dan komt het bericht dat Luik in opstand is. Daarbij blijken ook spionnen van Lodewijk betrokken te zijn. Karel neemt Lodewijk gevangen en dwingt hem de opstand mee neer te slaan. Karel is erg wreed bij dit neerslaan. Alle steden worden bang voor hem, maar de terreur kweekt vooral haat.
Karel koopt Boven- Elzas van de Duitse keizer en ook Gelre erft hij. De helft van Bourgondië ligt nu in het Duitse Rijk. Karel wil de koningstitel, dat zou zijn positie in dat Rijk versterken. Hij reist naar de keizer, maar zijn Bourgondische pronkzucht wekt weerstand. De keizer gaat er op de afgesproken kroningsdag vandoor en de kroning gaat niet door.
Karel zet wel stappen in interne inrichting van het hertogdom. De Grote Raad wordt Parlement en hooggerechtshof. Hij wil dat dit op gelijke voet staat met het Franse hooggerechtshof, maar juridisch heeft het alleen zeggenschap in de noordelijk gewesten. Daar wordt het wel echt een hof van beroep. Lokaal heersen schepenbanken, gebaseerd op gewoonterecht. Karel gaat hier eigen mensen neerzetten en schrijft heel veel juridische verordeningen. Voor de belastingen probeert hij uniforme heffingsmethode in te voeren.
1474 Karel gaat Keulen belegeren, na een verzoek van bijstand van de keurvorst die te kampen heeft met opstandige steden. De belegering wordt een luxueus en semipermanent kamp. De Duitse keizer wil Boven-Elzas terugkopen, Karel weigert omdat het voor de samenhang in zijn grondgebied wel van belang is. Maar uiteindelijk is Vlaanderen niet meer bereid voor zijn oorlogen te betalen en hij sluit een lege vrede met Keulen. Veel wijst erop dat hij – net als zijn vader eerder – bezig is zijn verstand te verliezen. Hij verovert nog wel snel Lotharingen en zo zijn dan de Bourgondische rijksdelen aaneengesloten. Nu wil hij de Zwitsers te lijf die zich tegen hem gekeerd hebben. Maar hij verliest de slag met hen, én daarbij zijn hele kapitaal dat – om onbegrijpelijke redenen – in één wagen was meegevoerd. Hij wil wraak nemen op de Zwitsers, een bond van herders en stedelijke milities, maar die voeren op onverwachte wijze oorlog. Ze overrompelen de Bourgondiërs en ook Lotharingen gaat weer verloren. Karel verliest zijn realiteitsbesef volledig en sterft in een slag tegen de Zwitsers eerloos.
Lodewijk verovert onmiddellijk het oude Bourgondische hertogdom en Franche-Comté en trekt op naar het Noorden. Deze Noordelijke gewesten willen Maria, dochter van Karel, wel trouw blijven, maar eisen daarvoor veel rechten terug, elk gewest weer andere. De Staten-Generaal krijgt het recht te beslissen over oorlog en vrede en over belastingen en dit wordt vastgelegd in het ‘Groot Privilege’, feitelijk de eerste grondwet voor dit gebied. Luik en Gelre maken zich los, maar de rest wil samen Bourgondisch blijven.
Entree van de Habsburgers
Maria van Bourgondië is gehuwd met Maximiliaan van Oostenrijk, i.p.v. met de Franse kroonprins, zoals eerst het plan was. Ze wilde dat Bourgondië zelfstandig van Frankrijk bleef en verwachtte dat Habsburg haar daarbij kon helpen.
Maar in 1482 verongelukt Maria en deze Maximiliaan wordt regent voor hun zoon van dan 4 jaar oud. De Staten Generaal wensen een wapenstilstand met Frankrijk en sturen Maria’s dochter Margaretha, twee jaar oud, naar het Franse hof. Maximiliaan bemoeit zich niet veel met deze gewesten, de Staten Generaal zijn feitelijk de baas.
Maar in 1492 wordt Maximiliaan Duits keizer en de dan inmiddels 15-jarige Filip hertog van Bourgondië. Deze kiest goede adviseurs en is uit op vrede voor zijn hertogdom. De Staten-Generaal functioneert, het Mechels Parlement wordt als gerechtshof hersteld, er heerst in het algemeen een kalm evenwicht tussen het gewestelijke en het centrale niveau.
De havenstad Brugge verzandt, heel letterlijk, maar de Westerschelde wordt juist bevaarbaar en Antwerpen wordt belangrijk. Het economisch zwaartepunt verschuift van Vlaanderen naar Brabant.
Maximiliaan wil een verbintenis met het opkomende Spanje en arrangeert een dubbelhuwelijk van zijn kinderen. Filip trouwt Johanna van Aragon en Castilië en deze verbintenis is achteraf gezien de belangrijkste dynastieke koppeling van het millennium. Filip en Johanna krijgen zes kinderen. Erfopvolger is Karel V. Alle andere Spaanse erfopvolgers zijn al gestorven als hij aantreedt en zo wacht hem een immens rijk.
Ondertussen begint de Conquista van Amerika en in Europa de Reformatie. Het rijk van Karel V is een veeltalig rijk. Frans blijft voor hem de belangrijkste taal, daarom heeft hij volgens Van Loo minder invloed in het noorden.. Hij voelt zich in de eerste plaats Bourgondiër.
De grens tussen Frankrijk en Duitsland wordt sterker. De Fransen nemen het oude Bourgondië weer terug, bevestigd in 1529 door verdrag tussen twee dan heersende vrouwen. Karel V brengt de graven van zijn voorouders naar Brugge over. Hij verovert ook het Noorden en het worden de 17 Provinciën.
De oude geografische aanduiding van ‘de lage landen bij de zee’ is door de Bourgondiërs een politieke, monetaire en juridische eenheid geworden.
‘België’ komt van de aanduiding die Caesar gebruikte voor het gebied tussen Seine en Rijn en werd net als ‘Vlaanderen’ vaak gebruikt voor het hele gebied.
Van Loo neemt Karel V nog helemaal mee in zijn laatste deel, ik sla dat hier over omdat ik een dik boek over deze Karel klaar heb liggen en het daarom hier graag laat bij Van Loo’s typering van hem als laatste Bourgondiër.
Tot slot
In een aantal besprekingen van dit boek wordt als voornaamste verdienste en inzet van het boek genoemd het inzicht dat niet Willem van Oranje, maar de Bourgondiër Filips de Goede de aartsvader van de Nederlanden is. Dat mag qua marketing een aantrekkelijke boodschap zijn, maar dit is niet een stelling in het boek. Juist de in het begin genoemde waarneming van Van Loo dat het einde van de Bourgondische periode ook het einde van de eenheid van Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden is maakt voor de noordelijke Nederlanden, de Zeven Provinciën, Willem van Oranje juist wél de ‘vader des vaderlands’. Ik weet eigenlijk niet of de Belgen in hun geschiedenis zo iemand aanwijzen, of daarover discussiëren, daar zou ik nog wel eens een boek voor willen openslaan.
Voor mij is Van Loo meer een verhalenverteller dan een geschiedschrijver. Zijn stijl is barok, sommigen waarderen dit zeer, maar ik – duidelijk van boven de rivieren – niet. De beeldspraak is soms uitgesproken lelijk in plaats van beeldend en bespeelt registers die in een verder doorwrocht werk misplaatst lijken. Want doorwrocht is het zeker. Hij heeft zijn huiswerk gedaan, maar heeft er ook moeite mee om al die feiten en feitjes die hij verzameld heeft, vooral van klein-politieke, dynastieke en militaire aard, in een samenhangend geheel onder te brengen. De grote indeling, van eerst een millennium, dan een eeuw, vervolgens een decade en tenslotte een jaar is een vinding en werkt goed, maar daarbinnen verdrinkt de lezer samen met de schrijver in details waar het lastig blijkt goed zicht op de hoofdzaken te houden.
Onderhoudend voor mij is zijn aandacht voor etymologie, en voor meer visueel en kunsthistorisch ingestelden zal zijn aandacht voor architectuur, beeldhouw- en schilderkunst dat zijn.
Voor een historicus biedt het boek eigenlijk te weinig, het geeft geen door concepten ondersteund dieper inzicht in de ontwikkelingen, en voor de geïnteresseerde leek biedt het wellicht teveel: een vloed van feitjes, namen, veldslagen, hertogdommen en graafschappen, waarbij de grote lijn ‘hoe kwam er samenhang in de Bourgondische gebieden’ uit het zicht verdwijnt.
Mijn eindoordeel over het geheel hangt daarmee tussen gematigd positief en gematigd negatief in. Wellicht dus gewoon een ‘matig’ boek.