Konstantin Paustovski, Verhaal van een leven, deel 2. Tijd van grote verwachtingen. Van Oorschot, Amsterdam, 2017
Op een bepaalde manier vond ik dit een heel ander boek dan het eerste, maar ik dat is wellicht omdat ik naar iets heel anders op zoek was. Bij het eerste deel heb ik mij vergaapt aan het prachtige lyrische taalgebruik, en de afstand tot de werkelijkheid die steeds aanwezig is als voorwaarde daarvoor gezien. De historische feiten die langskomen zijn beeldend, maar daar ging het me niet om.
Dit tweede deel beslaat de periode 1917 – 1922. Inderdaad, zoals het tweede deel hiervan dan weer heet: de tijd van de grote verwachtingen. Het is hoop en verwachting, want socialisme komt niet vanzelf, zo wordt hem voorgehouden, en het is een gevoel dat breed gedragen werd, althans in Paustovski’s verhaal. Maar het lijkt hier behalve een uitdrukking van een sfeer van verwachting en hoop ook escapisme uit de vreselijke ellende en honger. Er was honger, in onvoorstelbare mate. En vaak nog erger: de kou.
Een paar zinnen die dit wat ik als escapisme label illustreren:
“Ja, de weg van de mensheid naar rechtvaardigheid, vrijheid en geluk was soms werkelijk afschuwelijk. En alleen een diep vertrouwen in de overwinning van het licht en van het verstand op deze zwarte stompzinnigheid heeft kunnen beletten dat de mensen overweldigd raakten door een gevoel van wanhoop.”
“Wij begrepen best dat er voor de veranderingen na de revolutie tijd nodig was: toch waren we geneigd de jaren van spanning en moeite maar over te slaan en te praten over het eindresultaat, over de overwinning en over geluk”. Hierbij valt ook op, dat anderen wel over het aanbrekende socialisme praten, maar Paustovski zelf niet. Hij heeft het over veel vagere dingen. Bv het ochtendgloren ” …. de gouden gloed in het oosten leek ons, jong en dichterlijk als we waren, de weerspiegeling van naderende schone tijden, als het ware van een nabije gouden eeuw”. De heilsverwachting klinkt hier sterk door en blijft tegelijkertijd heel vaag.
Paustovski’s sociale leven is tamelijk raadselachtig, hij besteedt er nauwelijks aandacht aan. Wellicht is hij feitelijk een Einzelgänger. Waar zijn moeder en zusje gebleven zijn is onduidelijk, behalve dat hij eerst kostwinner was, ook voor hen, en toen gewoon wegging. Hij was op de vlucht voor rekrutering van het (Witte) leger, maar daarna besteedt hij geen woord meer aan hen. Terwijl ze ook in rampzalige omstandigheden verkeren en het zusje blind en doof wordt (de ziekte van Hutchinson of zo, lijkt me).
Hij werkt als journalist van obscure blaadjes, hij ontmoet schrijvers (Babel vind ik de interessantste) en er komen veel mij volstrekt onbekende namen van dichters en schrijvers langs. Literatuur blijft zijn eerste interesse. Literatuur overleeft “te midden van honger, zieken en schietpartijen, te midden van enthousiasme, terechtstellingen, zelfopoffering, toorn, onvoorstelbare armoede en onwankelbaar geloof in de toekomst […] Ik voelde dat deze smartelijke jaren nog een extra dimensie gaven aan de grootsheid van ons volk in die tijd. De tijd van de grote verwachtingen.”
Ik was in dit boek vooral op zoek naar een live verslag van de revolutiejaren. Deels komt dat ook. Hij maakt een paar optredens van Lenin mee en vindt hem indrukwekkend in zijn precisie en zijn eenvoud van woorden. Hij maakt de strijd tussen witten en roden mee, waarbij hij wel aan de kant van de roden staat, maar er toch ook vooral romantisch tegenaan kijkt. Hij beschrijft niets wat hij niet zelf meemaakt en dat is een deel van de kracht van het verhaal. Politiek is niet ‘zijn ding’ en hij doet er verstandig aan gewoon te beschrijven wat hij ziet en bespaart daarmee de lezer obligate analyses. En zijn schrijfstijl blijft prachtig. Een genot om te lezen. En als een vertaald boek een genot is om te lezen, dan is dat ook een compliment aan de vertaler.
Ik ben met het lezen van dit boek op tweederde van zijn memoires, en pas op één derde van zijn leven. Ik ben wel benieuwd naar dat laatste deel, de lange Sovjet-jaren onder Stalin, maar ik wacht er nog even mee.