Daniel Kehlmann, Tyll. Reinbek bei Hamburg, 2017
Ik las dit na Die Vermessung der Welt, van dezelfde Kehlmann. Ik was daar maar matig enthousiast over. Maar Tyll, dat is een ander verhaal. Het is geïnspireerd op de figuur wie wij Tijl Uilenspiegel zijn gaan noemen. Dat is een legende. Maar deze Tyll is echt. Zo echt als een romanfiguur maar wezen kan. Ik ben erg van Tyll gaan houden, hoewel we hem niet erg goed leren kennen, althans niet van binnenuit. Eerst staat zijn vader centraal, de wijze waarop deze als heks ‘ontmaskerd’ wordt, (oh, wat háát ik die papen!) en opgehangen wordt. Tyll loopt weg, een meisje uit zijn dorp gaat met hem mee en ze vinden een reizende circusartiest (die hen erg mishandelt) om mee rond te trekken. Ze blijven ondanks dat bij hem omdat hij hen veel leert over het vak, en vooral ook omdat ze nog kinderen zijn. Maar, in een later verhaal komt dit naar voren, ze hebben hem vergiftigd, met paddestoelen, en achtergelaten in het bos. De ontmoeting met drie boeven daarna loopt slecht voor Tyll af, het fijne weten we er niet van, want waar je niet meer aan denkt, dat is ook niet gebeurd. Dat is Tylls filosofie en zo is het dus ook in de roman. Met de traumatische geschiedenis rond zijn vaders dood gaat hij op dezelfde wijze om. Later komt hij de paap die verantwoordelijk is voor zijn vaders dood nog tegen en vraagt hem wat in het boek stond, dat zijn vader had, niet lezen kon (hij kende geen latijn), maar dat wel de ‘reden’ was hem tot heks te verklaren. De paap had het boek meegenomen, maar weet niet te vertellen wat er in stond. Tyll krijgt daar dus geen antwoord op zijn vraag, maar in die context krijgen we nog wel iets te lezen over hoe het kind Tyll is ondervraagd door de inquisiteurs en met dreiging van foltering zijn vader aanklaagt. Dat op je ‘geweten’ hebben, je kunt het maar beter vergeten.
Overal in het boek is Tyll aan de rand of in de marge aanwezig. Hij is beroemd, iedereen kent zijn naam, hij is een heel goede circusartiest (koorddanser, jongleur, buikspreker, goochelaar, hofnar enzovoort) en hij verschijnt en verdwijnt op allerlei plaatsen, op voor de mensen onbegrijpelijke wijze. Hij is wijs en lief en thuisloos. Het meisje waarmee hij de eerste jaren leeft gaat op een gegeven moment trouwen, niet uit liefde maar om ergens bij te horen, en krijgt een mooi lang leven met veel nageslacht, zo lezen we nog. Ergens bij te horen is echter niet voor Tyll weggelegd.
Tyll is ook van tijd tot tijd hofnar, bijvoorbeeld van Elisabeth, het nichtje van de koningin van Engeland Elisabeth I, en die in behoeftige omstandigheden als banneling in Den Haag leeft. Ze heeft alleen een kok, een hofnar en een ezel. In die context lezen we ook iets over die vreselijke 30-jarige oorlog in Duitsland, of het Heilige Roomse Rijk, zoals het toen heette. Dat is horror, net als elke oorlog, en brengt grote verwoesting in het land. Op een gegeven moment moet ook Tyll vechten, hij wordt gerekruteerd als hij toevallig in een stad is waar een vijandig leger een omsingeling begint, en we treffen hem in een ingestorte mijngang aan, twee maten zijn al dood, een is nog in leven, Tyll ook. We lezen niet hoe het afloopt (niet meer aan denken?), hij komt alleen in een volgend verhaal weer voor, met het litteken dat hij hier onder de grond oploopt. Hij gaat niet dood, dat is zijn motto. Elizabeth biedt hem een veilige oude dag in Engeland aan, maar in plaats van goed te sterven kiest hij ervoor niet te sterven. En zo loopt hij het boek uit.
Ik vond het een steeds verrassend boek, en zoals gezegd, ik ben van Tyll gaan houden, ik zie zijn vluchtigheid en beschadigde ziel, en hoe hij van die vluchtigheid zijn kunst maakt. Hij hoort nergens bij, hij is nergens thuis. En hij sterft niet. Waarschijnlijk gaat hij ergens een keer in lucht op …….