Ruud Welten, Het ware leven is elders. Filosofie van het toerisme. Zoetermeer, 2013
Ruud Welten heeft een onderhoudend boek geschreven, zonder oppervlakkig te worden. Als ik uitgever was zou ik wel een andere titel suggereren: niet ‘Filosofie van het toerisme’, maar ‘Filosoferen over toerisme’. Hét toerisme bestaat niet, dat wordt uit het boek ook wel duidelijk, en ik houd meer van filosoferen dan van filosofie.
Het boek is een echte poging om de motieven van mensen om op pad te gaan en dingen te gaan zien, te begrijpen. Denken hierover, filosoferen zo u wilt, blijkt dan – natuurlijk – ook al weer een lange geschiedenis te hebben. Welten begint bij Seneca. Montaigne is ook interessant, daarna doen we nog Goethe en Stendhal, en dan hebben we een paar prototypes van reizen en reizigers, van verwachtingen en praktijken te pakken.
Ik las dit boek met de natuurlijk zeer acute vraag: wat voor toerist ben ík nou eigenlijk? Dit ook omdat ik merk dat ik nu ik dan ‘op reis’ ben, in het buitenland en niet op vakantie, het gevoel heb dat ik dingen moet gaan zien, de zogenoemde bezienswaardigheden. Maar ik heb daar helemaal geen zin in. Ben ik wel een toerist?
Welten haalt veel overhoop, en afgezien van het eerste hoofdstuk, waarin hij de vraagstelling en wat geschiedenis laat passeren, had ik soms het gevoel, dat hij het nog niet helemaal al doordacht had. Ik kon het dan niet volgen, vond het warrig en dacht: waar wil je nou heen? Soms had hij niet streng genoeg aan een lijn vastgehouden en naar een conclusie (die ook een volgende vraag kan zijn) toegeschreven.
Maar wel een boek om nóg eens te lezen, en dan iets minder vanuit de dringende vraag: wat voor toerist ben ík? Want dat weet ik inmiddels wel: alleen als ik gezelschap heb, vind ik het leuk dingen te gaan bekijken, en als ik alleen ben, volg ik liever het advies van Montaigne: thuisblijven en in mijn studeerkamer zitten. Ik ben geen toerist, alleen mijn ‘thuis’ is soms even elders.