Victor Kal, Levinas en Rosenzweig. De filosofie en de terugkeer tot de religie. Zoetermeer, 1999.
Ik heb het boek toevallig in de bibliotheek gevonden en zie dit als een gelukkig toeval. Ik heb bij het lezen van dit boek heel nauwkeurig aantekeningen gemaakt, soms hele citaten overgetypt, omdat ik het zo treffend geformuleerd vond. Ik ben getroffen door de precisie, scherpzinnigheid, analytische kracht, en overigens ook door de filosofische kennis, maar dat is logisch als je én oud bent én van beroep hoogleraar filosofie geweest bent. Inmiddels heb ik iets meer over deze mij hiervoor volstrekt onbekende Kal gevonden. Hij is na een lange zoektocht door religieus Nederland tot het jodendom overgegaan en ik zag ook hem een lezing te geven in synagogeverband.
Kal wil laten zien, dat er voor Levinas niet een religieuze, maar een filosofische urgentie was om terug te keren tot de religie. Hij is teveel ‘theologiserend’ gelezen, door zijn theologische vocabulaire. Het wordt door de moderne geseculariseerden als anachronisme gezien, een achterhoede van mensen die nog niet snappen dat het project filosofie en theologie niet samengaan. Kal nu wil deze wending naar de theologie juist wijsgerig begrijpen.
Levinas is vooral degene die ‘het andere’, de ander, het Andere enzovoort als niet te missen aanwezigheid in elk denken aan de orde gesteld heeft. Het Andere, het gelaat van de ander (maar het is een abstract gelaat, hoe concreet hij het ook graag als fenomenoloog zou willen houden) doorbreekt het monolithisch denken en schept ruimte. Tégen het totaliteitsdenken, dat is het begin en einde van Levinas’ filosofie. En uiteindelijk komt hij dan tot een ‘terugkeer tot de religie’, waarbij ‘religie’ feitelijk een filosofisch gedefinieerd begrip is en zeker niet een concrete overtuiging of geloofswaarheid en -belijdenis. Christendom en jodendom zijn daarin eigenlijk ook samengekomen omdat naar zijn idee jodendom de algemeen geldende enig relevante religie is (daar het de Ander en het Andere centraal stelt) en het christendom dit ook heeft. Zij zijn breed opgevat eigenlijk hetzelfde, en naar de zo opgevatte religie keert Levinas terug.
Levinas zegt dat Rosenzweig ‘overal in zijn werk aan de orde is’, dat hij helemaal van Rosenzweig doordrenkt is, maar Kal laat zien, dat Levinas’ terugkeer naar de religie een heel andere is dan die van Rosenzweig, er diametraal tegenover staat. Rosenzweig keert terug tot de joodse rite, en vindt de navolging daarvan, ook in de meest wettische vorm, feitelijk de enig mogelijke levenswijze voor een jood. Zonder dat gaat het jodendom verloren, terwijl hun taak is dit in leven te houden. Juist als het geleefde Andere. Juist als uitverkoren volk, met een Andere God, die van daaruit ín de wereld het Andere steeds aanwezig stelt en moet blijven stellen tot de komst van de Messias. Ze moeten vooral niet deel van de wereld worden, maar juist afgezonderd blijven, in de joodse rite, en niet opgaan in de gang die politiek en geschiedenis gaan. Kal formuleert in het begin van het boek al: ‘De term ‘jodendom’ verwijst hier naar de positie van degene aan wie een rustige identificatie met de grote Rijken uit de geschiedenis ontzegd is.’ Alleen zo houdt dit volk de mogelijkheid een oordeel over het verloop van de geschiedenis uit te spreken.
Dus Levinas kan wel zeggen dat zijn verschuldigd zijn aan Rosenzweig alomvattend is, feitelijk heeft hij de uiteindelijke portée van Rosenzweig niet begrepen, stelt Kal. Wat Rosenzweig voor Levinas betekend heeft is vooral de (psychologische) ruimte te scheppen om als filosoof toch terug te kunnen keren tot de religie. Want Rosenzweig was een filosoof in hart en nieren, net als Levinas. Maar de begrippen van Rosenzweig krijgen bij Levinas een heel andere betekenis. Rosenzweig lijkt voor Levinas vooral het afscheid van het vrome jodendom en een manier om op filosofische grondslag toch joods te zijn en religie centraal te stellen. Waarbij nogmaals duidelijk gesteld moet worden: religie is niet ‘het naïeve realisme van de gelovige’, het zijn geen gebeurtenissen of geloofstellingen maar een specifieke ordening van de fundamentele ontologische begrippen, bij Rosenzweig de begrippen schepping, openbaring en verlossing.
Assimilatie is dan wat Kal betreft uiteindelijk de scheidslijn tussen deze beide filosofen: assimileren of niet. Levinas assimileert zich aan en in zijn christelijke omgeving, Rosenzweig niet.
Ik vond het een heel leerzaam boek, wat beslist ook herlezing waard is. Ik heb het inmiddels zelf maar aangeschaft.
Bijzonder! Dank voor de heldere samenvatting.